Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 4

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

De geschiedenis van het gilde vanaf 1760

In 1760 begint een geheel nieuwe periode. Men heeft alleen nog maar de ijzeren rouwpiek als hoofdmanspiek.

De schouders werden er weer onder gezet en enkele atributen werden aangekocht, t.w. de sikkels waarop staan “Capteijn” en “Vaendrick”, twee zilveren knoppen voor op de dekenstokken, een zilveren sluiting voor op de koningsmantel en niet te vergeten een zilveren ongekroonde vogel. De koningsvogel werd geleverd door de Eindhovense zilversmid Keijzers, de twee sikkels door de Eindhovense zilversmid Francis van Osch.

Vermoedelijk heeft men ook een vaandel gehad, want als er een vaandrig is, is er ook een vaandel. Het eerste schild (en tevens oudste) uit 1761 is geschonken door de vrouwen van de gult.

Er zal een nieuw Reglement gekomen zijn, mogelijk soortgelijk als in Borkel, die ook in die tijd opnieuw begonnen zoals zoveel gilden. Ons gilde liet echter opnemen dat het een her-oprichting is en geen nieuwe gilde. Verder denk ik dat men tevens in het reglement heeft laten opnemen of afgesproken heeft dat iedere koning een schild moest geven, gezien het groot aantal koningsschilden wat uit die tijd is overgebleven. Het eerste koningsschild dateert uit 1763 en is geschonken door Geybert Goossens.

Tot 1839 worden 14 koningsschilden geschonken. Ook de familie Bots heeft hier ook zijn steentje toe bijgedragen. Het was een zeer invloedrijke familie in die dagen. De 3e en 4e koning na de heroprichting waren Willem Albertus Bots en Wilhelmus Martinus Bots. De familie Bots waren verwikkeld in de aankoop van de gronden, het geven van een krediet voor de watermolen aan de gemeente en G. Bots werd in 1810 Conseil municipal te Westerhoven en in 1811 tot 1815 Scout van Westerhoven (alles benamingen voor burgemeester).

In een beantwoording van Antony van Galen in 1824 verklaart deze dat in 1810 de vaste goederen zijn overgeschreven op naam van Geert en Govert Bots, namens de Gilde. Het betrof hier enkele stukken grond, o.a. die waar nu Rogubein op staat.

Een akte uit 1801 van de kinderen Albert Bots, getekend door W=M=Bots en het bedrag werd voldaan door Gerrit Bots. Een andere akte uit 1801 zegt dat de schutsboom stond op grond van de kinderen Alb. Bots. In 1814 zijn er twee schilden gegeven t.w. Andreas Moors en Godefridus Bots. En Gerrit Bots voornoemd was de toenmalige en eerste burgemeester in de nieuwe tijd (1810) van Westerhoven.

Maar de oude generatie sterft en de nieuwe dient zich aan. In 1841 besloot men het Reglement opnieuw te schrijven. Mogelijk is de verplichting tot het geven van een koningsschild geschrapt, want hierna wordt geen koningsschild meer gegeven tot 1972.

Het zal te maken hebben met de nieuwe tijd, want ook te Bergeyk werd iets later geen schild meer gegeven.

Als schrijver van het nieuwe Reglement vond men de toenmalige waarnemend hoofdonderwijzer P.N. Panken.

Hij verhaalt in zijn dagboek:

“Den 22sten en 23sten Julij, had ik het Reglement voor de in dit Dorp bestaande Gilde of Broederschap, onder de bescherming der H. Moeder Anna, geheel vernieuwd en veranderd. De leden dezer Gilde hadden Maandag 26ste en Dingsdag 27ste daaropvolgende, des nam. volgens hunne jaarlijksche gewoonte, eene zamenkomst gehouden en geteerd; hierbij was ik ook tegenwoordig geweest en had mij onder hen goed vermaakt.”

In 1842 schrijft hij:

“Alvorens de reis naar de hoofdstad dezer Provincie, tot het afleggen van den eed als Schoolonderwijzer benoodigd, aan te vangen, was ik van een Feest getuige, hetwelk nimmer uit mijn geheugen zal verdwijnen. Ik bedoel de bijwoning der jaarlijksche bijeenkomst van de leden der alhier sinds eeuwen bestaande Broe­derschap of Gilde van St. Anna. Even als het vorige jaar (zie onderaan blz. 69) had zulks op Maandag 25sten en Dingsdag 26sten Julij, wanneer ook mijne vacantie begonnen was, plaats. Ieder die deze feestelijke Vereeniging als Vreemdeling komt bijwonen wordt door de daarbij behoorende vrouwen een kransje van bloemen, enz. vervaardigd en op het hoofd gedaan; waarvoor zij van den gekroon­den eene kleine gift bekomen.

Geen lid van het Broederschap zijnde, gebeurde mij eveneens. Echter werd ik, na een poos tijds, met een zeer fraai en grooter bloemenkransje verrast, hetwelk men mij met geestdrift, ter vervanging van het eerst ontvangene aanbood; en waarmede ik, zeiden zij, als Meester gekroond werd; want, niettegenstaande ik, tot hiertoe, mijne benoeming aan zeer weinigen had bekendgemaakt, waren zij er (zo als bleek) nogthans van bewust. Ik wilde hun dan ook, zoo veel mogelijk, wederkeerige vreugde verschaffen en, ten blijke van wedervriendschap, voor deze extra gemaakte versiering, eenig geldstuk schenken, waarover zij mij hunne dubbele tevreden‑ en dankbaarheid betuigden.

En inderdaad, zij deelden zigtbaar in mijne blijdschap; ook ontving ik van menigeen nog eenvoudige, doch welgemeende felicitatien. Doch genoeg, ik betuig nimmer een feest te hebben bijgewoond, waar ik zuiverder genoegen heb meegemaakt, dan onder de Leden der Gilde te Westerhoven toen hartelijk gevierd.”

In 1843 werd Meester Panken lid van het Gilde en ook dit gaf hij aan in zijn dagboek. Hij verhaalt eerst de ontvangst van de bisschop in Westerhoven op 12 juli, waarbij ook de gilde is en daarna de gildedag.

“Dingsdag en woensdag, 25 en 26 Julij, woonde ik weder, met zeer veel vermaak de jaarlijksche Vereeniging der Leden van St. Anna‑ Gilde bij. Ik begaf mij alsdan mede als lid onder dezelve. Dewijl men mij met eenige plegtigheid inhuldigde, onthaalde ik de Oversten derzelve met een glas wijn. Dit alles had eerst Dingsdags nam. plaats. Den volgende Zondag nam. waren de leden ook eenige uren vereenigd. Met het begin van dit Gilde‑feest namen tevens mijne vacantiedagen, zijnde 5 weken, eenen aanvang, welke ik grootstgedeeltelijk te Bergeijk door­bragt.”

Mr. Panken zou lid blijven tot aan zijn dood in 1904.

Panken heeft veel geschreven, ongetwijfeld ook over ons gilde, maar helaas is weinig bewaard gebleven hiervan. Wel schrijft hij dat in 1886 de toenmalige hoofdman en de 1e deken kort na elkaar stierven. Vanaf dit moment wordt een nieuw kasboek bijgehouden, dat nog altijd bewaard is gebleven. De nieuwe hoofdman werd de volgende burgemeester van Westerhoven die lid was van het gilde, Joseph Baken Lz. Hij komt op de ledenlijst van 1886 voor als 6e lid. Of de gilde al die tijd zoveel leden heeft gehad is niet bekend, maar in 1886 had men 60 leden.

In 1888 was het nog beter. Panken schreef hierover:

“Den 23 en 24 (juli) teerde ik ’s middags te Westerhoven bij gelegenheid der jaarlijksche bijeenkomst der leden van de Sint Anna‑Gilde aldaar, welke uit nagenoeg een 80 tal bestaat, behalve vrouwen.” Als men ziet dat Westerhoven toen iets meer dan 500 inwoners had betekend het dat een tiende deel van de bevolking lid was.

Misschien had men net een opleving gehad, het is niet bekend, maar het ging goed met de gilde.

Alle bekende namen van Westerhovense mensen zijn erbij: Smolders, Kwinten, Kuijlaars, Schrijvers, Schellens, Adriaans, van Mierlo, Verhoeven, Neutkens, Sanders, van Hulsel, Houtappels, van Valen­berg, Hoeks, van Beek, Daris, Verhagen enz. En hieronder waren zeer notabele mensen.

Begin 1900 komen nog een aantal mensen bij de gilde, maar de tijd verandert weer. In 1904 gaat men naar Eindhoven naar het koninklijk bezoek van Wilhelmina, heeft men 62 leden. Dan is Joseph Baken nog hoofdman en Hendrik Schellens vaandrig. Maar tussen 1920 en 1930 begint men weer een nieuw tijdperk. Men heeft 50 leden, 7 nieuwe leden komen er bij en de crisis nadert. Peerke Gevers neemt het heft in handen. Hij zou vooral worden bijgestaan door Peer Moors, Frans van der Heijden Sr. en Nol Mollen. De tijden worden slechter en de mensen gaan weg of over­lijden. 40 leden gaan in deze 10 jaar weg of overlijden. De gronden die men sinds 1801 bezat werden verkocht en het geld of het restant werd op een bankboekje gezet. Veiligheid ? Volgens Jolles waren er in 1932 45 leden, volgens het kasboek waren er maar 29. En het liep verder terug.

In 1939 waren er nog maar 26 en de oorlog kwam. Na de oorlog stonden er nog maar 17 man op papier. Een dieptepunt voor onze gilde, maar zoals al eeuwen lang gedaan werd klom men ook hier weer uit. De jonge boerenstand kwam erbij en weer een nieuw tijdperk ving aan. In 1946 waren er weer 47 leden en in de opbouw na de oorlogsjaren werd de gilde zeker niet vergeten.