Mgr. Bannenberg, deel 4

DE WAARDE VAN DE PLAATSELIJKE TRADITIE

Mgr Bannenberg, geboren te Westerhoven in 1898 en gestorven als pastoor in Tilburg in 1967.

Dit is het 2e deel van het stuk van Mgr Bannenberg, wat ook over de Valentinuskapel gaat, gepubliceerd in Brabants Heem in 1949.

Genaamd : De waarde van de plaatselijke traditie.

De Valentinuskapel te Westerhoven

Sinds onheuglijke tijden trokken de gelovigen uit deze streken naar het H. Putje van de H. Valentinus te Westerhoven. Hoewel gelegen aan een stille landweg buiten de bewoonde kom van het dorp, op het gehucht Loven, midden in de velden en hoewel rondom dit putje elk stukje grond met zorg werd bebouwd, bleef dit driehoekige plekje grond (iedere zijde van deze driehoek meet ongeveer 8 meter) met het putje en beplant met enkele bomen, gespaard voor de bewerking van schop en ploeg.

Waarom al die opeenvolgende geslachten dit deden? Waarschijnlijk omdat deze plek hun eerbiedwaardig voorkwam en omdat het pelgrimeren naar deze put nooit werd onderbroken, noch tijdens de reformatie, noch ook toen een der parochieherders deze devotie openlijk afkeurde, omdat er historisch zo weinig van vaststond.

In de herinnering van de bevolking leefde voort de legende van Sint Valentijn als van een groot missionaris, die in deze streken het geloof verkondigde en die op zijn tochten langs de stoffige landwegen gaarne uitrustte bij de beek de Keersop en daar een bron deed ontspringen. En sindsdien vereren zij deze H. Put en gebruiken het water tegen allerlei kwalen, vooral tegen de kwade koortsen’ en tegen vallende ziekte.

Biddend trekken zij het gehele jaar door naar deze plek en naar men zegt zou hier oudtijds ook een kapel gestaan hebben.

Daarenboven is het een feit dat het H.Putje nooit droog staat, zelfs niet in de warmste zomer en dat de waterstand van deze bron ruim een halve meter hoger is, dan die van de vlakbij stromende beek. Men beschouwt deze gegevens wel niet als een wonder maar wel als zeer merkwaardig.

De historische ondergrond is deze: het was een gewoonte van missioneren bij de Ierse geloofsverkondigers om de plaatsen, waar een heidense cultus gebracht werd te kerstenen, door deze verering een christelijk karakter te geven. Zo deed men het bij de bronnen, welke door de heidenen werden vereerd als de’ oorsprong van leven. Zij werden door hen benut als doopputten voor deze christenen en als zodanig toegewijd aan een heilige. Zij mochten van dan af vereerd worden als de bron van hun bovennatuurlijk leven en getracht werd deze verering over te brengen op de heilige, aan wie de bron werd toegewijd.

Dit deed ook Sint Willibrord met verschillende bronnen; dat hij ook deze bron aan een heilige toewijdde, van welke hij op zijn reizen naar Rome de relieken meebracht en wiens naam hij aantekende op zijn Kalendarium is dus zeer waarschijnlijk. Merkwaardig is ook dat met deze H.Valentinus niet bedoeld is de H. Valentinus, Bisschop van Tongeren en martelaar (feestdag 16 Juli), maar de romeinse priester en martelaar (feestdag 14 Februari); ook op dit punt heeft het eenvoudige volk vastgehouden, tegen ander gezaghebbend advies in, aan de viering van deze heilige op 14 Februari.

Een bevestiging van de invloed van deze Ierse geloofsverkondigers op dit punt is ook dat deze heilige op dezelfde dag ook in Ierland en Engeland druk wordt vereerd en daar zelfs ook als patroon van de verloofden.

Herbouw Kapel.

Na de bevrijding ontstond bij de bewoners van het dorp, dat vroegtijdig bevrijd en gelukkig gespaard werd, het verlangen om iets uit dankbaarheid te doen. Het plan om ter plaatse van het H.Putje een kapelletje te bouwen vond gerede ingang. De Jonge Boerenstand zou het grondwerk verrichten en ook de nodige zwerfstenen, welke bij de ontginningen zeer veelvuldig voor de dag kwamen, verzamelen voor de fundering. Architect Valk ontwierp een zeer fraaie kapel en bezielde de ambachten om deze met liefde en zorg te bouwen. Ondergetekende vertelde een en ander over de historie van het geval en opper- de de veronderstelling, dat misschien wel de fundering van de oude kapel zou teruggevonden worden.

Bij het uitgraven van de grond voor de fundering stiet men spoedig op een massa puin, helrode veldovenstenen van groter formaat en stukken lei; nog dieper kwamen vier zware eiken balken voor de dag:

in de moerassige grond gedreven in een vierkant van ongeveer 2 meter waren deze balken naar onder aangepunt: lengte van 2.20 en breedte van 30 cm. Hier werd de bevestiging gevonden van de taai voortlevende traditie, dat ter plaatse eens een kapel had gestaan.

Sinds die tijd (1947) nadat de nieuwe kapel met grote luister werd ingezegend is de devotie tot deze heilige met het H.Putje zeer toegenomen.

PASTOOR G.P. J. BANNENBERG

Jacques van Veldhoven