Mgr. Bannenberg, deel 3

DE WAARDE VAN DE PLAATSELIJKE TRADITIE

Deel 1

Mgr Bannenberg, geboren te Westerhoven in 1898 en gestorven als pastoor in Tilburg in 1967.

Dit is het tweede stuk van Mgr Bannenberg, wat ook over de Valentinuskapel gaat, gepubliceerd in Brabants Heem in 1949. Het wordt geplaatst in 2 delen.

De waarde van plaatselijke traditie

Op de onlangs gehouden heemkundige studiedagen werd o.a. gesproken over de patroonheiligen van kerken en kapellen in deze streken en het was bij die gelegenheid, dat de voorzitter van Brabants Heem, pastoor W. J. C. Binck, opnieuw blijk gaf van zijn intense belangstelling in de geschiedenis van ons gewest, maar ook van zijn praktische zin, door zijn oproep aan de aanwezigen om de plaatsen van de verdwenen kerken en kapellen op te sporen en de historie ervan te achterhalen.

Bij deze opsporingsarbeid naar verdwenen bedehuizen heeft men een goed uitgangspunt in de lijst van kerken en kapellen in het Kempenland van 1400. Men weet dan tenminste welke kerken en kapellen er toen in 1400 waren. Doch men zal verder moeten onderzoeken de plaatselijke geschiedenis, terwijl toponiemen soms duidelijk de weg wijzen naar de plaats van een verdwenen kerk of kapel.

Zo is het o.a. in het dorp Borkel, waar het gehucht ,,de Kapel” de plaats aanduidt, waar oudtijds een bedehuis stond; zo in het dorp Westerhoven, waar de naam van de Kerkakkers met een landweg, de Lijkweg, herinneren aan een verdwenen kerk en kerkhof.

Maar men doet er ook goed aan de plaatselijke traditie niet te verwaarlozen, want hetgeen van generatie op generatie wordt voortverteld bevat meestal een kern van historische waarheid en geeft ’n vingerwijzing voor verder onderzoek.

’n Merkwaardig voorbeeld daarvan geeft de opsporing van de verdwenen kapel bij het H.Putje van Sint Valentijn te Westerhoven, waarvan het verhaal hier moge volgen.

Kerken en kapellen van het domein Eijke

Naast het langgerekte domein van de voorname Frank Aengilbald, begrensd door Dommel en Tongelreep, waarop vroegtijdig door bisschop Willibrord een kerk van O.L.Vrouw werd gebouwd, strekte zich uit een ander domein van onbekende herkomst, nl. Eijke (—1150), later Eijkelberghe (1283), nu het land van Bergeijk.

Dat dit domein oorspronkelijk een eenheid vormde blijkt wel uit de eeuwen- lang gehandhaafde verbondenheid op kerkelijk en burgerlijk gebied.

Op dit domein werd vroegtijdig gesticht de kerk van de H.Petrus, ter plaatse van het Hof, welks naam aanduidt de plaats van het slot of Kasteel van Bergeijk en welke momenteel de Lind heet.

Deze kerk werd een voornaam bedehuis, was oorspronkelijk een eigen kerk, waarvan de tienden en het collatierecht in de XIIIe eeuw toebehoorden aan het geslacht van Eikelberghe en de Benedictijnerabdij van St. Jacob te Luik. Verschillende priesters waren eraan verbonden om de zielzorg in deze streek uit te oefenen. Want de dorpen Luijksgestel, Westerhoven, Riethoven, Dommelen en Berkel behoorden tot deze oude parochie.

Reeds vóór 1400 had Luijksgestel een kerk van de H. Martinus, Westerhoven en Riethoven een Servatius- en Willibrorduskerk, die tot het midden van de XVe eeuw vanuit de moederkerk bediend werden.

Later kwam daar nog bij de kerk van de H. Martinus te Dommelen. Behalve deze parochiekerken telde deze streek vele kapellen: een in Luijksgestel ter ere van het H.Kruis, een Lieve Vrouwekapel op de Weebosch, een H. Barbarakapel te Borkel, een St. Valentinuskapel te Westerhoven, waarvan die in Luijksgestel nog staat, de anderen zijn verdwenen.

Jacques van Veldhoven

Inloopavond energiearmoede Bergeijk

Heeft u ook last van de stijgende energiekosten? Kom naar de inloopavond.

Met de huidige energieprijzen wordt het steeds belangrijker om energie te besparen. Wij willen u helpen om uw energieverbruik te verlagen.

Op woensdag 7 december bent u vanaf 19.00 uur tot 21.00 uur welkom in het Aquinohuis, Dokter Rauppstraat 52 Bergeijk. Er staat een hapje en een drankje klaar.

Op deze avond zijn er mensen aanwezig die uitleg geven over:

– de mogelijkheden voor financiële ondersteuning;
– energiebesparing in huis.

En:

– kunt u gratis led-lampen, tochtstrips, radiatorventilator, waterbesparende douchekop en andere besparingsmaatregelen bestellen;
-kunt u zich inschrijven voor een bezoek aan huis voor extra informatie over besparen of het aanbrengen van maatregelen.

Als bezoeker van de inloopavond krijgt u aan het eind van de avond ook een klein presentje mee.
Heeft u interesse? Dan bent u natuurlijk van harte welkom! U hoeft zich hiervoor niet aan te melden.

Wij zien u graag op 7 december!

Met vriendelijke groet,

Dorine Baselmans

Beleidsmedewerker Sociaal Domein
Afdeling Beleid en Ontwikkeling
Gemeente Bergeijk

Mgr. Bannenberg, deel 2

OUD GELOOF IN DE OUDE KEMPEN

Ondanks dat het krantenknipsel in de kapel was verbrand, heb ik toch de tekst kunnen herstellen n.a.v. oude foto’s.  Hierbij het 2e en laatste deel van: “Geloof in de oude Kempen.”

DE GELOOFSPREDIKING IN DE VIIe EN VIIIe EEUW

Terwijl het zuidelijk deel van Brabant tot en met de omstreken van Tongeren en Maastricht tot het christendom bekeerd was, waren de bewoners dezer streek in de Kempen tot het midden van de VIIe eeuw in het algemeen nog heidenen.

Wel kan men veilig met sommige schrijvers aannemen, dat de heilige bisschoppen Valentinus en na hem Servatius, Lambertus en Hubertus reeds enige pogingen waagden ook in het noordelijk deel van Taxandrië het geloof te brengen, doch het zou vooral de H. Willibrordus zijn die dat werk zou komen voortzetten.

De gedachtenis aan zijn werk bleef voortleven in de talrijke schenkingen hem gedaan door rijke bewoners dezer streken in het begin van de VIIIe eeuw te Waalre, Diessen, Aalst, Eersel, Hapert, Hulsel enz, maar ook in de talrijke doopputten welke naar hem meestal de naam Willibrordusputten droegen, o.a in Oss, Bakel, Asten, Diessen, Alphen, Eersel enz.

Het is wel eigenaardig, dat zowel in de Belgische als in de Nederlandse Kempen de verering van de doopfont in de vorm van heilige putten of heilige bronnen bleef voortleven. Om er slechts enkele te noemen; de St. Wilbertsput te Asten, het H. Putje te Westerhoven, het Mirakelkuiltje te Vessem.

Met zekerheid is bekend dat onze heidense voorouders een cultus hadden voor zekere bronnen, een bijgeloof, dat door de Merovingische concilies verboden werd. Wat was daarvan de oorzaak? Waarschijnlijk brachten onze voorouders daar offers, beschouwen zij de bron als een zinnebeeld van het leven, van de gezondheid, of van vruchtbaarheid.

Het is niet zonder betekenis, dat voor kortbij deze bronnen herstel gezocht werd van allerlei kwalen en dat deze kwalen werden afgebonden door stukje doek, te bevestigen aan takjes of riet of biezen, daar aanwezig.

Zo geschiedde bij de Walricks ruïne te Overasselt, bij het H. Putje te Westerhoven; het is een overblijfsel van deze heidense cultus. Door de eerste missionarissen, vooral de Ierse, werd deze cultus verchristelijkt door deze bronnen te wijden en ze te benutten als doopvont, een gebruik dat zeker bleef voortbestaan tot de XIIe eeuw, toen men de eerste stenen doopvonten in de kerken plaatste en begon met dopen door afwassing in plaats van indompeling.

Zulk een doopputje of dooppoel bestaat er nog in Westerhoven; het putje is er gelegen aan de oevers van de beek de Keersop op enkele minuten afstand van het gehucht Loven aan de linkerzijde van de zandweg naar Borkel, vlak bij een brug.

Op het merkwaardige stukje land, waar de bron is gelegen en dat de eeuwen door gespaard bleef, stond in vroeger tijd een kapel; bij het uitgraven van de zwarte grond voor de nieuwe kapel kwamen voor de dag 4 zware eiken palen van ongeveer 2 meter lengte, zijnde de fundering van het oude kapelletje met hard rode bakstenen en met een massa stukken van leien. Ziedaar in de velden het restandt van het oude kapelletje van vóór de hervorming. Het ronde putje heeft bij een diepte van ruim 1 meter een middellijn van 80 cm. en is steeds gevuld met kristalhelder water met een waterstand van ruim een halve meter boven die van de beek. Het putje is toegewijd aan de H. Valentinus en draagt ook zijn naam. Waarom echter deze heilige?

Wij vereren van ouds twee heiligen van deze naam: de eerste priester-martelaar te Rome, gestorven in 269, na met stokken geslagen en daarna onthoofd te zijn vereerd op 14 februari; de tweede, de H. Valentinus, bisschop-martelaar van Tongeren, rustend te Maastricht en vereerd op 16 juli. Men zou hier deken aan de laatste: een landgenoot, een bisschop van de streek en patroon-heilige van verschillende parochiekerken in de Kempen. Doch het staat met zekerheid vast, dat hier bedoeld is de Heilige Valentinus uit Rome, waar de westerse pelgrims hun eerste en diepe indrukken opdeden. Hij geniet dan ook een heel bijzondere verering in Ierland en Engeland, het land van de pelgrims naar Rome. De Ierse zendelingen brachten die verering naar ons land over.

En het is wel merkwaardig dat deze Valentinus van Rome voorkomt in de Kalendarium van de H. Willebrordus, dat nog bewaard is. Deze Valentinusbron, enig is haar soort daar haar toewijding aan een romeinse heilige, is een bewijs van de prediking van Ierse missionarissen in de streek van Westerhoven, misschien wel van Sint Willibrord.

DE NIEUWE KAPEL TER ERE VAN DE H. VALENTINUS

Deze fraaie veldkapel, gebouwd naar een tekening van architect H.W. Valk te ’s-Bosch, is een juweeltje in haar soort. Schoon van proporties, fraai van lijnen, met kleine contraforten op de hoeken waarin spaarnisjes, staat zij in het open landschap aan de oever van de Keersop, alsof zij al jaren de trouwe wachter is geweest van de bron aan haar voet. Opgebouwd uit oude veld-oven-stenen, waar tussen door zijn ingemetseld de oude, rode stenen van de vroegere kapel, versierd met witte banden en spaarnissen, staat zij als gegoten op dat kleine stukje grond en wordt overwelfd door drie oude bomen. De helrode vloer van Brabantse plavuizen en het witte interieur doen het kleine altaartje met beeld van de heilige uitstekend uitkomen.

Het fraaie smeedwerk van het kruis en anker en het hek zijn van de kunstsmid J. Van der Heijden uit Vught; de 3 ronde, gebrandschilderde ramen zijn van de glazenier P. Clijsen uit Tilburg en het uit eikenhout gesneden beeld is van de beeldhouder Rademakers uit Veldhoven.

Past Bannenberg

Jacques van Veldhoven

Mgr. Bannenberg, deel 1

OUD GELOOF IN DE OUDE KEMPEN

De brand in de Westerhovense Valentinuskapel is mijns inziens zeker te vergelijken met de brand in de Notre Dame te Parijs. 

Heel Westerhoven was geschokt en zeer velen boden hulp aan of hebben geholpen de kapel als een Phoenix te doen herrijzen.

Schitterend werk!

In de kapel hing een krantenknipsel uit het verre verleden dat helaas ook verwoest werd.  Dit krantenknipsel was een artikel van de hand van Mgr. Bannenberg, waaruit blijkt dat Mr. Panken niet de enige is geweest die over Westerhoven geschreven heeft.

Mgr. Gerardus Petrus Joannes Bannenberg werd op 19 juni 1898 te Westerhoven geboren, werd priester gewijd in 1923 en werd pastoor te Tilburg, waar hij 1967 stierf.

Voor het blad “Brabants heem” heeft hij diverse stukken geschreven, waaronder ook over Westerhoven. De voor ons bekendste stukken zijn: “Geloof in de oude Kempen” en “ De waarde van de plaatselijke traditie” Het eerste hing in de kapel.

Ondanks dat het krantenknipsel was verbrand, heb ik toch de tekst kunnen herstellen.

Bij deze in 2 delen: “Oud geloof in de oude Kempen.”

Daarna zal ik ook het tweede stuk: “De waarde van de plaatselijke traditie” plaatsen. Ook in 2 delen.

Stukken mogen dan wel verbrand zijn, op deze wijze zijn ze niet vergeten.

OUD GELOOF IN DE OUDE KEMPEN

DE STREEK VAN DE DORPEN.

Welke zich in een lange reeks uitstrekken van Eindhoven over Valkenswaard naar Bergeijk en Luyksgestel was van een dertigtal jaren geleden nog een afgesloten en verborgen hoekje van de Brabantse Kempen.

Tweemaal daags vertrok de gitzwarte postwagen ’s zomers getrokken door één paard, ’s winters door twee.

Van Valkenswaard naar het Loo te Bergeijk vrachtrijders vervoerden met paard en wagen de schaarse goederen van en naar de dorpen, van Noord naar Zuid en vv.

Nu is het aan iedere afgesloten streek eigen dat zij rijk is aan legenden, verhalen, vertelsels , welke dan mondeling werden doorgegeven: dat is ook hier het geval. Wie eraan twijfelen mocht, leze de Bergeijkse volksverhalen van “meesterke Panken” eertijds ’n waardig dorpsschoolmeester van Westerhoven.

Zo leeft in deze streek ook nog voort de legende van Sint Valentinus, hoe hij in eigen persoon het geloof in deze contreien verkondigde en bij gelegenheid dezer reizen gaarne vertoefde bij een beek na de Keersop in de taal van de XVe eeuw Kerspe geheten en daar een helderen bron deed ontspringen.

Men weet er nog te vertellen dat hij de marteldood is gestorven (want waarom wordt hij anders afgebeeld met zware knots of met een zwaard in de hand) en dat velen op zijn voorspraak genezing vonden.

En sinds onheuglijke tijden trokken de streekbewoners naar deze wonderbare bron te Westerhoven, in hun taal het heilig putje geheten. Zij schepten met blote hand van haar water en riepen  Sint Valentijn aan als voorspreker van allerlei kwalen, welke het den mens lastig kunnen maken: koude koortsen, reumatische pijnen enz.

Uit erkentelijkheid voor vele verhoringen bouwden zij daar, het was vóór de hervorming, een klein kapelletje en geen ploeg of schop heef al die tijd het plekje grond van Sint Valentijn beroerd, maar het bleef bewaard en lag ongerept temidden van vruchtbare akkers en velden als een driehoekig kleinnood, dat een kapel met beeld van de heilige, een steeds waterhoudend putje en de herinnering aan Sint Valentijn bewaarde.

Dat plekje grond was getuige van vele biddende mensen, die met groot vertrouwen daar hun kwalen afbonden met lapjes stof aan riet en biezen en tal van struiken, welke daar aanwezig. En als men op de feestdag van de heilige de plechtige H.Mis bijgewoond had in de parochiekerk van Westerhoven en daarna zijn pelgrimstocht naar het H. Putje volbracht had, dan verenigden zich vele verkleumde pelgrims op die winterse dag in een plaatselijke herberg en dronken er de Sint Valentinus-borrel uit een gemeenschappelijk glas, dat precies een maatje jenever bevatten kon.

Tot zover de legende over en de herinnering van de H. Valentinus, zoals deze voortleefde van vader op zoon.

Na de hervormingstijd was ’t kapelletje verdwenen, het stukje grond bleef braak liggen; het H.Putje werd weinig onderhouden doch bleef bestaan. De bidpaaltjes rondom het putje, ontstaan door biddende rondlopende pelgrims, begroeiden langzamerhand en het hele geval raakte in onbruik, niet echter in vergetelheid bij de mensen.

Tot deze vermindering van de devotie tot onze heilige had wel enigermate bijgedragen het oordeel van een der herders van Westerhoven, die meende, dat men Sint Valentinus evengoed, ja zelfs beter in de kerk kon vereren dan elders in de velden en dat er behalve deze heilige nog vele andere waren, die even goede voorsprekers bij God konden zijn als deze, wiens geboorteland zover van ons lag en wiens levensgeschiedenis zozeer in nevelen gehuld was.

Maar legenden hebben een taai leven en wat van generatie op generatie wordt overgedragen sterft niet af. En zo ziet men in het jaar 1947, met als motief de dankbaarheid van de bevolking van Westerhoven voor een voorspoedige bevrijding in September 1944 en met als aanleiding een bijeenkomst van de jonge boeren van de parochie, dat wederom een kapel gebouwd wordt ter ere van Sint Valentijn op hetzelfde stukje grond met het H. Putje ernaast. En wederom herleeft de verering tot deze heilig.

HISTORISCHE OORSPRONG VAN DEZE VERERING

Welke historische feiten kunnen dienen als ondergrond of welke redelijke verklaring is te geven voor ’t ontstaan van de verering van deze romeinse heilige ter plaatse van dit z.g. heilig putje?

Historische feiten , welke als ondergrond kunnen dienen, zijn er niet. Het gehucht waar zich het putje bevindt, heet Loven. (Waarschijnlijk ontstaan uit Loo-hoven, Boshoven).

De patroon van de parochie is de H. Servatius, doch de oorsprong daarvan schijnt gelegen in het feit, dat de abdij van Sint Servaas te Maastricht Maastricht goederen bezat in Achel, St. Hubertslille en Caulilie en meer noordelijk ook op het grondgebied van Westerhoven, het z.g. Eelmansbos.

Misschien dat dit duidt op enige relatie tussen de patroon van de parochie en de eigenaar der goederen, de abdij van Sint Servaas. Daarmede wordt echter niets ten gunste van de H. Valentinus gezegd.

Een redelijke verklaring , welke de taaie overlevering deze legende bevestigd en ten dele ook verklaart, is te geven aan de hand van de gebruikers welke bij de eerste geloofsverkondigers in deze streken zwang waren.

Vooreerst gebruikte men bij voorkeur als doopplaatsen bronnen, kuilen en poelen, aan welke een heidense cultus gebracht werd. Vervolgens zijn zeer talrijk de voorbeelden, dat aan en doopbron de naam en verering van een heilige werd verbonden en dit geschied vooral door de Angelsaksische geloofsverkondigers.

Volgende keer verder

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 21

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

Arnoldus van Moll, een mijner deugdzaamste vrienden stierf 9 febr 1889 te Westerhoven in den leeftijd  van 84 jaren, 5 maanden en één dag. Zoon van den braven, zeer geduldigen J.B. van Moll te Eersel en M.C. Meulendijks uit Westerhoven werd nochtans te Uden geboren waar zijne ouders enige tijd gewoond hadden.

Vroegtijdig vertrok hij als teut of koperhandelaar naar Duitsland en handelde er in van ouds bestaande Compagnie waaronder ook zijn oom Servaas Meulendijks uit Westerhoven werkzaam was. Van Moll oefende in Duitsland dit vak 33 achtereenvolgende jaren met voorbeeldeloze ijver en allernauwkeurigstyen plichtsbetrachting uit, zodat alle hem gekend hebbende teuten van hem steeds getuigden “dat er nooit een betere Teut den Rijn heeft gepasseerd”.

Met koperen ketels op den rug geladen ging hij reeds in den vroegen morgen op route en had menigmaal daarmede veel handel gedreven, wanneer zijne makkers zich op weg begaven. Hij vertelde gaarne zijne lotgevallen en de uitgestane, dikwijls gevaarlijke moeilijkheden die hij in Duitsland’s besneeuwde bergen en dalen heeft ondervonden.

In 1885 staakte hij dien handel en nam zijne verblijfplaats te Westerhoven in het hare 1843 door zijne tante Dew. Jonkers, bij de in 1886 afgebroken kerk, in 1843 gebouwd huis, hetwelk hij na zijn dood dezer tante, in 1853 voorgevallen, met enige gronden gekocht had.

Toen zijn Zuster- huishoudster in 1880 gestorven was, kwam dit huis 2 jaren later in eigendom aan den burgemeester- secretaris J.Baken bij wien van Moll in den kost bleef.

Van nu af verdeelde hij zijnen tijd met bidden, lezen en soms eenige arbeid verrichten in mastboschjes, waarvan hij zich nog niet ontdaan had. Hij noteerde geregeld zijne inkomsten, uitgaven en dergelijke zaken.

Des morgens stond hij gewoonlijk ten 5 ure op, om ’s avonds ten 8 ure zich te ruste te begeven., een meer loffelijke en voordeliger gewoonte, dan die, welke in onzer landstreek door de meesten gevolgd wordt.

Behoudens enige uitzonderingen genoot de arbeitslievende en ordelijke man een sterke gezondheid, die in de laatste jaren echter verzwakte: 3 dagen vóór zijn verscheiden gevoelde hij zich meer ongesteld, stond des nachts op en verzocht den burgemeester naar den pastoor te gaan, om hem de laatste sacramenten toe te dienen, wat dan ook is geschied.

Zijnde begrafenis en uitvaart heeft den 12e plaats gehad. Niet alleen was ik in zijn huis en merendeels bij hem kostganger, maar bezocht ik hem ook in andere jaren, zodat we een langdurige vriendschap onderhouden hebben. 

Het verhaal van een koperteut uit Westerhoven. De teuten waren reizende handelaren in koperen ketels en menselijk haar. Zij waren verenigd in compagnieën met als centrum Lommel, Luyksgestel, Eersel en Bergeijk. De koperteut van Moll woonde in bij burgemeester Baken in in de Dorpstraat. Dit was het pand waar nu een woning staat rechts van de nieuwe school, Dorpstraat 17.

Maar hij was niet de enige “teut”. Want ook het pand op de hoek Provincialeweg met de Heuvel, waar Brocante is gehuisvest, staat bekend als een teutenhuis uit 1743.

In de boerderij van “brocante” woonde in 1832 Jan Corsten.

Of dat ook een teut is geweest is niet bekend.

De “teuten” die bekend zijn in Westerhoven waren:

Gerit die Cremer alias Zeno (anno 1625)

Joordens, textiel teut,

Arnoldus van Moll, koperteut, hierboven genoemd.

Servaas Meulendijks, koperteut, oom van Arnoldus van Moll.

Chretien Neutkens, haarteut, anno 1856

Willem Neutkens, anno 1863, broer van Chretien Neutkens

Theodoor Verbeek.

De volgende keer gaan we weer verder met Meester Panken.

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 20

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

1887

De 13e juni is te Westerhoven ’s middags om2 ure door de leden der gilde fraai van zijn huis afgehaald en naar de gildekamer geleid Hendrik Int Ven; gekozen vaandrig dier gilde, welker leden en die aan de versiering hadden gearbeid, gul getrakteerd heeft. Die inhaling en teeren der gilde op dezen en den volgenden namiddag heb ik bijgewoond. Ook in de winter, een paar uren op een avond, wanneer de gekozen vaandrig op bier onthaalde.

Op 9 febr 1888 bracht ik den namiddag te Westerhoven door en beschouwde o.a. de standplaats der afgebroken kerk , alwaar een dubbele rei Thuijas planten, als hegge gepoot worden. Deze twee heggen staan een tiental meters van elkander. Ook aan de westkant is een dergelijke hegge gepland, zodat die plaats geheel omtuind is. Als sierplanten poot men in de binnendelen van dit plein kruisjesmast en enige andere boompjes. Aan de westkant, waar de toren heeft gestaan en in die nabijheid zijn enige reeds grote linden geplant, die tot hiertoe aan ’t kerkhof groeiden.De ingang tot de begraafplaats welke steeds aan de westzijde, naast den toren is geweest, bevindt zich nu aan den noordkant, tegenover de pastorie, tusschen 2 heggen van thuya’s en is er mede in verband of verlenging een pad, alzo van ’t noorden naar het zuiden, door ’t kerkhof gemaakt, aan welks einde een bergje tot plaatsing van een kruis opgeworpen is. Het kerkhof kan ook nog enigszins vergroot worden door bijneming van een strookje grond aan de zuidzijde waarop een deel der kerk stond en niet bij het plein begrepen is.

In de vorige maand zijn de linden bij ’t oude kerkhof en eenige kleine, dus slecht groeiende eiken daarop staande, publiek verkocht.

24 juni 1888. Te Westerhoven vierde, onder veel deelneming,  S.  Evers zijne 50 jarige bediening als kerkmeester. Meestal heeft hij tevens, gedurende dien tijd, de werkzaamheden als koster belangeloos bewezen.

Bij gezegd feest waren o.a. de Koristen H. Houtappels en J. Van Mierlo tegenwoordig, waarvan één in 85 en de ander in 86 hun 50 jarig zangerschap  herdacht hadden. Het kerkbestuur en de Koristen hadden Evers een geschenk verëerd.

Op 24 en 25 juli teerde ik ’s middags  te Westerhoven bij gelegenheid der jaarlijkse bijeenkomst der leden van de St Anna gilde aldaar, welke uit nagenoeg een 80 tal bestaat, behalve de vrouwen. Op de eersten dag ging ik met de burgemeester, tevens hoofdman der Gilde, naar de wetering der gemeente op 1/4 uur afstand. Bij ons bevond zich nog een lid, zijnde koopman in Schagen. Deze wetering beslaat thans 50 loopenden.

Opmerking: De burgemeester in 1888 was Joseph Baken Lzn. Hij was burgemeester maar ook raadslid en secretaris. En dus ook nog hoofdman der gilde. Een actieve man. Zijn zoon, Johannes Adrianus Baken,  zou in 1917 hem opvolgen als burgemeester van Westerhoven.

(Vermoedelijk augustus 1888) Te Riethoven getoefd hebbende stapte ik om beteren weg naar het dorp Westerhoven, alwaar dien namiddag op ’t gehucht Braambosch het huis van Frans Neutkens afbrandde.

De volgende keer gaan we weer verder met Meester Panken.   

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 19

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

Verder zegt Mr. Panken nog:

Er bestaat onder dit dorp een zogenaamd kuiltje, het “Valentinusputje” genoemd, dat door dezen heilige zou bezocht zijn. Vermoedelijk heeft hij in de derde eeuw onzer jaartelling heidensche inwoners tot het christendom bekeerd.

En ook:

In een oud Cijnsboek komen omtrent het midden der 17e eeuw betalingen voor van goederen van Tongerlo alhier gelegen, behorende aan het godshuis, nog onder de naam van de Hoef bekend. Ook aan Postel werd oudtijds cijns van sommige percelen grond te Westerhoven gelegen, betaald, hoewel in de archieven dier abdij geen gewag van een hoef of huis gemaakt wordt.  Mededeling van den prior Welvaarts.

De Hoef te Westerhoven is in 1884 afgebroken en er zijn toen zware muren van een vroeger gebouw, vooral van een vermoedelijk verweefden kelder aangetroffen. Men heeft niet alle deze onderaardse muren uitgegraven.”

Maar niet alleen Mr. Panken geeft ons informatie.

Als je oude kranten leest komen hier ook leuke zaken uit voort. In de Rotterdamse courant van 1 mei 1794 kwam ik het volgende tegen:

“MARTINUS DE VRIES,

Molenaar des Dorps Westerhoven, gelegen in de Meijerij van ’s-Hertogenbosch, maakt aan het Publiek bekend, als dat hij zulk eene voordeelige UITVINDING heeft uitgevonden, die men nooit gehoord heeft. Deze uitvinding bestaat, om. het water uit de Polders of Laagten te malen, daar men in Holland en andere landen veel onkosten heeft gemaakt met vuurmachines en andere werktuigen uit te vinden, doch zijn nooit tot die perfectie gekomen. De voorgeschrevene De Vries belooft, om, op zijn kosten, de proef te doen, te weten: daar 7,8 à 9 molens staan, de eene den anderen het water toebrengen, en om het water tot 40 à 50 voet in de hoogte te brengen heeft hij maar één molen nodig, welke, met den minsten wind, het water zeer gemakkelijk naar boven werpt, tot groote verwondering van alle aanschouwers.”

Of dit nu een revolutionaire uitvinding cq ontdekking is geweest kon ik verder niet vinden. Wat we nu wel zeker weten is dat Martinus de Vries in 1794 de molenaar van Westerhoven was.

Op 11 dec 1688 stond in de Oprechte Haarlemsche courant het navolgende stuk:

“Roermond den 8 december 1688. De Fransse zijn na ’t in brant steken der Dorpen Reusel, Bladel, Hapert, Steensel, Eersel, Loemel, Westerhoven en Bergeyck in de Meyery met alle bekwame Paerden en het geen haar verder dienen kon, saturdag weder te Peer by haar Corps de Reserve en gezamenlijk te Huy gereserveert, en hebben derwaarts alle Regeerders der Dorpen, die met haar over Contributien willen accorderen, genomen.”

Dit noemde men brandschatting. De mensen in de kempen in die tijd waren straatarm. Maar moesten toch belasting betalen aan Noord Nederland, waar we toen bij hoorden. En dat terwijl  Noord Nederland protestant was, die sinds 1648 bij ons het katholieke geloof hadden verboden. Dus van bescherming vanuit het Noorden kwam weinig af.

Dus werden we ook nog geplunderd door het Zuiden bv de Fransen.

En een heel leger sturen voor plundering was duur, dus stuurde ze groepen ruiters, die eerst angst kweekten door huizen in brand te steken en vervolgens een afspraak maakten voor een contributie. Diegenen die dat niet deden werden vervolgens ongeveer platgebrand. Dus je betaalde gewoon.

De volgende keer gaan we weer verder met Meester Panken.

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 18

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

Hij schreef:

“1886, Mijn vertrek van Westerhoven naar Bergeijk.

Reeds jaren koesterde ik het voornemen, om te eniger tijd, het door mij bekleed wordende ambt van brievengaarder der posterijen te Westerhoven af te staan en dan te Bergeijk te gaan wonen. Dit is in het voorjaar van 1886 geschied. Ik meende zulks met 1 jan te doen, doch verschoof dit, om ’t betere seizoen, tot 1 april. Mijn aan de minister verzocht eervol ontslag uit die betrekking werd mij, bij beschikking van 5 maart verleend. Den 10 dezer hief een ministerieel besluit het hulpkantoor te Westerhoven op.

De rekesten door de burgemeester en andere ingezetenen tot het behoud bleven tot hiertoe vruchteloos. Ik heb al ’t materiaal enz van ’t hulpkantoor naar ’t hoofdkantoor opgezonden en is er den laatsten maart aan ’t raadhuis te Westerhoven een ijzeren bus gehangen, wordende de brieven enz nu door een postbode der route bezorgd.

Hoewel ik 32 jaren posthouder geweest ben, zal mijn pensioen, wegens het klein salaris, daaraan verbonden geweest, buitengewoon gering wezen: toch verrichtte ik de ambtsbezigheden met ijver en getrouwheid.  Men zie deswegens een stuk in de Meij.C. van 27 Mrt uit Westerhoven en een uit Eindhoven in dat nummer, wat lof als oudheidkundige mij geeft.

Donderdag 1 april werd ik dan te Bergeijk gedomicilieerd, nadat ik zulks 45 jaren en een half in ’t naburige Westerhoven geweest was.

Op 5 mei 1886 kreeg de 22 jarige zoon van Egidius Smolders te Braambosch onder Westerhoven een slag op den buik door het paard zijner ouders, waaraan hij de volgende ochtend is gestorven.

Daar ik nog lid bleef der St. Annagilde te Westerhoven, ontving ik tijdig een briefkaart van den hoofdman, tot bijwoning van ’t teerfeest op 19 en 20 juli 1886. Ik heb dit den eersten namiddag bijgewoond en den tweeden een paar uren.

Kerkwijding te Westerhoven.

Reeds lang was de wijding van de nieuwe kerk te Westerhoven op maandag 20 sept bepaald. Hierom begonnen de inwoners den 8 aan de toebereidselen, om dit feest waardig te vieren. Tot de versiering was het jeugdig groen in de gemeente niet voldoende geacht, zodat ook in Bergeijk zeer veel daartoe is verzameld en gebezigd.

Zondag nam. 19 half 6 ure arriveerde Monseigneur aan de grens der gemeente en Dommelen: zo ver reed de erewacht uit 12 ruiters bestaande hem tegemoet. Er was een zeer grote volksmenigte op de been, waaronder de harmonie van Waalre muziek uitvoerde. In de fraaie erebogen en op de kerk ontwaarde men prachtige cronicums enz. Ik heb deze schone optocht benevens de illuminatie en enig vuurwerk tot 9 ure des avonds bijgewoond. Een serenade aan de pastorie ten 8 ure de gezegende harmonie.

Den volgende ochtend begon omstreeks zeven ure de plechtige kerkwijding en eerst half elf de pontificale mis, welke om 12 eindigde.

Ten 9 werd de kerkdeur voor het publiek geopend van elke tijd ik mij tot na de afloop, dus 3 uren, in de nu gewijde kerk bevond. Des namiddags is den bisschop in optocht als bij zijn komst uitgeleide gedaan. (Zie Meij C 23 en tijd 24 dezer).

Tot hiertoe zijn de klokken in de toren nog niet geluid, doch zou zulks bij deze gelegenheid zondag morgen 19 geschiedt zijn, indien de architect van den bouw het niet ontijdig geoordeeld had. Het feest werd toen door beijeren op de 2 torenklokken aangekondigd.

Men vergelijke voorts de gedrukte “ Feestregeling ter gelegenheid der kerkwijding te Westerhoven”. “

De volgende keer gaan we weer verder met Meester Panken.          

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 17

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

De vorige keer hebben we het gehad over het ingebruiknemen van de huidige kerk. En we hebben het ook gehad over de kerk ervoor die op de oude begraafplaats gestaan had. Deze laatste  kerk was gebouwd van de stenen van de aloude kerk uit de akkers.

Over deze eerste kerk wil ik het nu hebben. Deze kerk stond in de akkers tussen het evenemententerrein en de provinciale weg N397. De zandweg naar de toenmalige kerk bestaat nog steeds.  Vanaf de Aarperstraat ga je de lange akkers in en voor het evenemententerrein ga je linksaf een zandpad op. Deze was genaamd de Lijkweg en later ook de Lijkstraat.

Deze weg loopt langs het evenemententerrein en de voetbalvelden naar de Heuvel. Halverwege deze weg stond in de akkers de oude kerk. Nog heel lang hebben hier 2 stalen staanders gestaan die het gilde gebruikte voor het koning schieten. Tot voor kort was deze zandweg nog voor 3/4 deel aanwezig, doch op dit moment zijn delen omgeploegd, wat natuurlijk niet had gemogen. Een zeker 750 jaar oude weg mag je niet zomaar verwijderen. De gemeente heeft gelukkig toegezegd het weer te laten herstellen, zodat we ook daar in de toekomst ook prima kunnen wandelen.

Wat weten nog van deze kerk. De kerk is omstreeks 1250 gebouwd. Die van Riethoven kwam pas ongeveer 200 jaar later. Van de oude kerk is alleen een tekening bewaard gebleven van de ruïne hiervan, gemaakt door Hendrik Verhees.

De tekening is van 1789. In 1648, bij de vrede van Munster, werd het katholieke geloof verboden en werden de kerken, kapellen en kloosters ontnomen. Op de tekening zie je een luihuis. Het luihuis van Bergeijk is een kopie hiervan. De toren zal ook hier zijn ingestort, per ongeluk of expres. Dat is onbekend. Maar de protestanten hadden een hekel aan een toren bij de kerk. En rechts zie je het schoolgebouw staan. Deze locatie werd geheel verlaten omstreeks 1821. De ruïne werd afgebroken en de stenen werden gebruikt voor de kerk die op de huidige oude begraafplaats werd gebouwd. De inmiddels 3e kerk, want na een inval van de franse troepen in 1672 mochten ze een houten schuurkerk bouwen die in 1734 verbouwd werd in een onopvallende stenen kerk. Deze kerk heeft in de Lindestraat gestaan. Ook de school werd afgebroken en werd er een nieuwe gebouwd in de beukenlaan,. Dit gebouw is er nog steeds en zijn momenteel  2 woningen.

Veel is dus niet bekend over die kerk, maar gelukkig vond ik nog een stukje hierover bij Mr. Panken.

Hij verhaalt:

Hoewel eerst tegen het midden der 15e eeuw Westerhoven kerkelijk van de moederkerk Bergeijk is gescheiden, werd er reeds in de elfde eeuw of in het begin der 12e eeuw eender tamelijk grote kerk, waarschijnlijk ter vervanging van een kleinere houten, gebouwd. Meermalen werden in de middeleeuwen kerken gesticht, welke eerst veel later tot parochiekerken zijn verheven. Alle kerken, die het parochierecht niet bezaten, werden Capellen genoemd.

Er zijn wel is waar geen documenten gevonden wanneer die aloude kerk was gesticht, doch een paar aantekeningen, door kenners dier kerk, volgens de herinnering gemaakt laten geen twijfel van den bouwtrant der 11e eeuw over. Het schip bereikte een lengte van ongeveer 21 meter, het kort van 11 meter, de breedte van het schip. De hoogte der kerkmuren was juist 23 Rijnlandse Voet (6 meter), het koor 4 voet minder. Het dak had een hoogte van 15 voet, weshalve de nok der kerk 38 voet hoog was.

Naar de denkwijze van ambachtslieden en enkele tijdgenoten was de kerk in twee tijdstippen gebouwd en ongeveer de helft, waaronder het priesterkoor, van kleinere stenen dan de andere helft opgetrokken. Zij zou aan de west- of voorzijde, in de letteren tijd verlengd en de oude kerk tevens door een laag stenen verdikt zijn.

Uitwendig vertoonden beide helften zich gevoeglijk even oud. De west- of frontgevel had een dikte van 3 1/2 baksteen, de andere muren van 3 stenen. Elke steen is 0,23 m lang. Bij het afbreken is duidelijk de bebouwing in twee tijdvakken in het oog gevallen.

Het gedeelte aan de oostzijde bezat rondbogige venters en wel drie in het koor, van welke één ter oost- één aan de zuid- en één ter noordzijde en twee aan het schip gevonden werden. De andere helft met groter stenen had noord één, zuid 2 spitsbogige vensters. Inwendig bezat de kerk geen kolommen of pilaren, uitwendig 8 steunberen, als één tussen de vensters. Door de muren liepen drie, op sommige plaatsen vier reiën of lagen van zandsteen, ook gré en mergelsteen geheten, overal terzelfder hoogte; bovendien bevond zich van dezen bergsteen een laag onder elk venster en in de beren evenveel lagen als in de kerkmuren.

Nimmer stond een toren vóór of tegen den frontgevel, waarop eenmaal een torentje met klok was geplaatst. Een stenen wenteltrap scheen in de zuidwestelijke hoek binnen de kerk aanwezig te zijn geweest, om het torentje, het uurwerk en tevens het oksaal of zangkoor te beklimmen. De deur van dezen trap bevond zich in de binnenzijde der kerk. Het onderdeel of de drempels der vensters verhief zich ongeveer 2 m boven de grondoppervlakte.

Een blind raam bevond zich in den frontgevel. Er werden vier buitendeuren (alle zullen wel niet gelijktijdig gediend hebben) aan de kerk opgemerkt, als één in den gevel, één ten zuiden, één ten noorden en één die toegang in de sacristie verleende. Deze stond aan den zuidkant, in den hoek van het schip en het priesterkoor. Van de funderingen der kerkmuren waren enige lagen baksteen slechts in zand aangelegd., bij de westelijke helft meerdere dan in de andere.

Van 1648 is de alleenstaande kerk enige tijd door de protestanten gebezigd, doch werd dakeloos en verloor weldra aan verval de sacristie, den stenen kerkhof muur enz. Tot ongeveer 1818 stond de boogmuur overeind, toen hij is neergestort. Van den kerkvloer lagen nog bij den afbraak enige kleine plavuizen op zijne plaats. De oude stenen doopvont werd tot 1821 als wijwatervat in de toen gesloopte schuurmuur gebezigd.

In dat jaar is van de muren der oude kerk een nieuwe met toren gebouwd, terwijl nog vele steunen overbleven. Een fraaie nieuwe kerk werd in 1885 gesticht aan de noordzijde der even genoemde, welke afgebroken werd. Een luihuis met zware klokken stond tot 1825 op het kerkhof der aloude kerk, dan men toen verlaten heeft, nadat de nieuwe begraafplaats ( bij de in 1821 gebouwde kerk) was geopend. Deze is nog in gebruik. Om kerk en toren te voltrekken werd de Groote klok à f 1,60 per kilo in 1823 verkocht. De beide andere klokken werden toen het eigendom der kerk onder zekere voorwaarden.

 Wat de oude kerk in de akkers betreft zitten daar de funderingen nog in de grond. Als het eens onderzocht wordt, zullen we prima de contouren en grootte kunnen zien.

De volgende keer gaan we weer verder met Meester Panken.

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 16

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

Op zondag 1 maart 1885 vierde L. Kennis en zijne vrouw Wilhelmina Jansen, op het gehucht Braambosch te Westerhoven wonende, bij fraai weder, hunne gouden bruiloft.

Tijdig werd een feestcommissie benoemd, welke haar program zondags bevorens had aan de kerk doen voorlezen, want zij beoogde, om dit feest wegens de zeldzame viering, door al de buurten en straten algemeen te doen wezen, hetgeen dan ook geschied. Bij den optocht naar en uit de kerk zaten de jubilarissen in het nog getooide rijtuig van mevr. Raupp te Bergeijk, dat haar door de commissie te Westerhoven te doen einde was gevraagd en door haar was verstrekt.

Onder de hoogmis communiceerden de nog krasse jubilarissen en hunne kinderen.

De kerk was vol gelovigen, want zeer vele buiten dit dorp hebben dit feest bijgewoond. Tussen de kerk en de woning der jubilarissen stonden enige bogen en andere versieringen, terwijl de harmonie uit Waalre het feest mede opluisterde.

In de vroege avond besloot enig vuurwerk dit schoon feest, hetwelk ik ook grotendeels bijwoonde. De Meij. courant van 3 maart dezer deelt deze feestviering mede.

Op maandag 30 maart 1885 is de nieuwe kerk met toren te Westerhoven bij inschrijving besteed. De zes briefjes waren:  Gebr. Struik te Oosterwijk F 24.990; Fr. Oliefiers te Gemert F 24.840; H. Franken Bergeijk F 22.546; H Asseldonk, Helmond F 21.500; J. Bomenrij te Doornenberg (Gelderland) F 20.850; en L. Rooij, Tilburg F 20.790, dien ’t gegund is.

Een menigte ambachtslieden en nieuwsgierigen waren tegenwoordig. Ik heb ook de besteding bijgewoond. Architect is de heer Mulder te Tilburg.

Op zondag 17 jan 1886 maakte de pastoor te Westerhoven in de kerk bekend dat e.k. donderdag de nieuwe kerk betrokken zou worden, dat voor de Mis, ten 8 u. aanvangende, processie geschiedde en onder de Mis gepredikt werd.

De meubelen waren uit de oude kerk in de laatste 14 dagen, merendeels naar de nieuwe overgebracht, waar den 20. Het hoogaltaar, (hetwelk zodra de laatste keer Mis in de oude was gedaan, afgebroken is) geplaatst werd.

Dien nacht hadden timmerlieden, die de meubelverplaatsing aangenomen hadden, tot 2. ure gearbeid.

Toen 21. eerst de voorlopige wijding der kerk begon, was het ongeveer 9 ure, wanneer de Mis aanving, welke door den Ew. Pastoor opgedragen werd, met preek van 3/4 uur door den Ew. Sprangers, kapelaan op ’t Goorke te Tilburg. Na dit zeer toepasselijk sermoon las hij de Mis op ’t linker altaar. Deze 2 missen, gelijktijdig eindigende, zijn de eerste in de nieuwe kerk opgedragen.

Dewijl die ochtend de nieuwe kerk tot aan de zegening gesloten bleef en er felle koude heerste, stond de langzamerhand groter wordende volksmenigte in de verlaten of oude kerk te wachten. Daarin heerste groot lawaai enz. Vooral door spottende jongens aan op de grond staande beelden en andere voorwerpen. Buitengewoon erge koude leed ieder bezoeker dien dag in de kerk, Waarin nog ’t glas in 6 vensters ontbrak enz. De parochianen zouden liever de voltooiing der kerk en den zomer afgewacht hebben, om ze, in plaats van dezen baren winter tot de H. Dienst te bezigen.

Na de Mis zijn de oude banken die in de nieuwe kerk gesteld waren, voor 3 jaren, aan zeer hoge prijzen verpacht. Met veel verlies gaf ik bij mijn vertrek de plaats over.

Op de 25e jan 1886 werd een tweeling geboren van Arn. Dekkers alhier (Westerhoven) die echter een boerderij te Luijksgestel heeft gekocht om te bewonen. Het ene kind stierf 25 en het andere 27 en zijn op 27 en 29 begraven. Het waren de eerste lijken in de nieuwe kerk gebracht.

Zonder veel plechtigheid is de kruisweg den 24 maart in de nieuwe kerk te Westerhoven opgehangen. Den volgende dag geschiedde daarin de eerste maal de processie. Het herstelde uurwerk uit den ouden toren begon men 29. daarin (namelijk de nieuwe toren) te plaatsen, waarbij ik een groot deel daags doorbracht. Ook bij ’t schilderende kerkpilaren enz.

De volgende keer gaan we weer verder met Meester Panken.

Jacques van Veldhoven