Loveren

In 2007 schreef ik een stuk over buurtschap Loveren. Maar ik wil het de rest van Westerhoven niet onthouden.

Wat is er nu te zeggen over Loveren. Een doorgaande weg met een aantal huizen eraan. Lintbebouwing zoals dat nu zo mooi heet. Maar heeft het ook nog historie?

Als je de woningen ziet, zou je zeggen van niet. Een enkele boerderij is wat ouder, maar echt oud ook niet. En wat zegt de naam Loveren. Verschillende mensen hebben deze naam in verband gebracht met loof van bomen daarbij verwijzend naar Braambos als iets soortgelijks.

Ikzelf geloof dat het van Lo-hoven komt. Ontstaan in het Frankisch tijdperk, dus na de tijd van Karel de Grote. Maar wanneer dan?

Om dat te beantwoorden moet je ook kijken waarom het gehucht Loveren onstaan is.

Zoals ik al eens eerder geschreven heb was de kern van het oude Westerhoven gelegen in de kop van de Aarperstraat, de kruising met de Lange Akkers. Dat lag dicht bij de kerk en pastorie die in de akkers stonden. De kerk was gebouwd omstreeks 1250 evenals de watermolen, dus rond die tijd was er al een bloeiende gemeenschap. Je moet dan echter denken aan hooguit een paar honderd mensen.

Een weg daterend nog uit de prehistorie (ongeveer waar de Schepelenbochten nu ligt) is er nog steeds. Haaks daarop was in de Romeinse tijd een heerbaan komen liggen, nu de Heuvel. Vanuit de oude kern liep de weg naar de velden (Aarperstraat) en met een kromming de Dorpstraat in richting huidige kerk. Deze weg liep door naar de Hoeverstraat.

Ik denk dat op de 1e kromming van de Hoeverstraat een abdijhoeve zal hebben gestaan. De 1e en 2e kromming van de Hoeverstraat zijn onstaan door de bewoning. De oudere weg liep vroeger namelijk noordelijker dan nu de Hoeverstraat. Een klein pad is nog jaren overgebleven.

Een nieuwe boerderij werd steeds iets zuidelijker gebouwd en er ontstond een tweede weg, nu de Hoeverstraat. Je kunt dit effect nog steeds zien in de Hoeverstraat.

De Hoeverstraat eindigde in het centrum van het gehucht Loveren, zijnde de kruising Loverensedijk – Loveren – Hoeverstraat. Deze laatste kromming van de Hoeverstraat ging tevens naar het kapelletje aan de loverensedijk wat ook een oude postkoets route was. Vanaf de 2e kromming (Adriaans) heette de weg Loveren tot Braambos. Pas bij het aanleggen van de “nieuwe provinciale weg” in 1937, scheidde de wegen zich en werd nadien het tweede deel ook Hoeverstraat genoemd. Dat is zeer waarschijnlijk ook de reden waarom de buurt Loveren bij Adriaans begint.

Wat is dan een redelijke tijd voor Loveren om te ontstaan?

In 1331 stelde de hertog van Brabant de heidegrond ter beschikking van de gemeenschap. Dat deed hij niet omdat hij ze zo aardig vond, maar omdat hij geld wilde verdienen aan de wol die van schapen komt. Hij had dit afgekeken in Engeland. De monniken die hier toch al waren zijn hier op door gegaan en hebben de bevolking geleerd hoe om te gaan met alles.

En natuurlijk kregen zij hier de “tienden“ van. Waarschijnlijk is Loveren in deze tijd ontstaan bij het ontginnen van de heide en het houden van schapen.

De abdijhoeve in de Hoeverstraat was van St Jacob te Luik en Loveren zal ook wel aan dit klooster begunstigd zijn. Loveren is dus de nieuwe erve uit die tijd. De naam komt zeer waarschijnlijk van Lo- hoven. Lo is een open drogere plaats waar huizen gebouwd kunnen worden en hoven komt van hoeve, boerderij. Ik vermoed dat de eerste bewoners veelal schapenboeren zijn geweest. Ondanks dat we toch een groot aantal jaren terug kunnen gaan, is er weinig bijzonders te vertellen. Of toch wel.

Er is zoals ik al aangaf de zeer oude weg die nu de Schepelenbochten heet. Een weg daterend vanuit de prehistorie. Hoe we dat weten? De weg liep van de bewoning naar Keersop. Niet alleen was daar een doorwaadbare plaats en dus verbinding, maar deze liep ook langs de grafvelden van de oudste bewoners. Nabij Keersop lag een groot grafveld. De mensen werden begraven in heuvels en een aantal van deze heuvels hebben namen gekregen zoals Duvelsberg, Elverberg en Noorenberg.

Dat die heuvels ook dichter bij Loveren lagen blijkt uit het volgende verhaal, wat ik via overlevering heb doorgekregen.

Een boer wilde wat meer grond hebben om te bewerken in begin van de 20e eeuw. De boer deed een bosje om en egaliseerde de grond. Hij vond er twee vazen en zette deze vazen op zijn schouw. Voor hem was het niets bijzonders, gewoon oude vazen. Een is zelfs gevallen en ging kapot. Toen de boer later eens moest verbouwen, kwam er een architect aan te pas. Deze vond de vaas wel apart en voor zijn bewezen diensten kreeg hij die. De vaas is uiteindelijk beland in een rijksmuseum te Leiden vanwege de zeer specifieke beschildering.

Terug zoekend vond ik zelfs twee verhalen die bovenstaand kunnen bevestigen.

Een van Van Valenberg en een van de architect uit Aalst. Verhalen over het egaliseren van grond, waarbij een heleboel scherven van de prehistorie achterbleven en ook weer het verhaal van de architect, nu met naam genoemd, Luyten uit Aalst, met een pot uit het Merovinisch tijdperk.

Scherven uit de pre-historie en een pot uit het merovinisch tijdperk (tussen de Romeinen en de Franken) De pot was zo apart dat deze inderdaad in het Rijksmuseum te Leiden belandde . Het geeft in ieder geval aan dat er mensen zijn geweest vanaf het stenen tijdperk tot nu.

Wat is nog meer bijzonder in Loveren gelegen aan een doorgaande weg.

Eind 1800 waren alle wegen nog zand en zou een nieuwe, harde weg komen. Er werd veel over geruzied in de gemeenteraad hoe de weg precies zou komen. De weg moest in ieder geval langs de kerk gaan en dus moest een nieuw stuk weg worden aangelegd vanaf de Heijerstraat naar de Aarperstraat/dorpstraat tot bij Centra Jansen. Pas bij Neutkens kwam de weg weer op de oude zandweg uit. Daarna ging de weg over de Hoeverstraat en Loveren.

Maar de weg was niet goed genoeg en in 1937 ging er behoorlijk de schop in om alle kronkels eruit te halen. De boerderij van Door Hoeks moest het ontgelden en er werd een nieuwe gebouwd.

Maar het allerbeste in Loveren is toch wel het Valentinusputje. In 1947 gebouwd op de fundamenten van een oude kapel. Er is daar al veel over gezegd en geschreven. Dit betekent dat de historie van Loveren in ieder geval ver terug gaat in de tijd.

Als laatste een klein verhaaltje. Er zijn talloze volksverhalen uit onze omgeving en daarbij was er een over Loveren. Het gaat als volgt:

Er stond een zeer grootte, oude en breedgetopte lindeboom, in het begin dezer eeuw (19e) omgeworpen, aan de zuidzijde der straat, omtrent het midden van het gehucht Loveren te Westerhoven. In deze hoogen linde vergaderden schier elken avond en nacht eene ontelbare menigte katten, die de geburen en voorbijgangers dan allerlei geraas hoorden maken en zich met verschillende spelen en dansen bezighouden. Het volk meende dat al deze katten de heksen waren, niet alleen van het dorp, maar van den geheelen omtrek en deze boom eene hunner geliefde bijeenkomsten was, alwaar beraadslaagd werd over de geheime kunsten die zij uit te voeren hadden. Geen wonder dus dat het vertrek, zomin als de komst dezer katten door de eenvoudige lieden opgemerkt werd, daar zij geloofden dat eene heks zich willekeurig in een kat en ook omgekeerd kon veranderen en zich voor de mensch onzichtbaar maken.

Wat zegt dit verhaal. Als je het echt goed leest staan er leuke dingen in. Er stond namelijk een oude, grote lindeboom in Loveren. Zo’n boom was speciaal en werd vaak gebruikt om recht te spreken. Het gaf aan dat er een bloeiend gehucht bestond, waarvan deze speciale boom in het centrum stond.

En Loveren was niet zomaar een gehucht, maar was een levendige gemeenschap.

De vrouwen hiervan waren echt geen heksen. Nee, heksen bestaan niet maar gezien de geschiedenis van Loveren met zijn kapel geloof ik eerder dat de loverense mensen de kinderen van Maria zijn.

Jacques van Veldhoven

De Vorster van Westerhoven

Op 11 november 1988 werd een nieuw politiebureau geopend. Het betreft het pand naast de Buitengaander. Ik heb toen een stukje geschreven over de politie in Westerhoven door de jaren heen. Het was voor een openingsboekje toen, maar ik wil het u nu niet onthouden.

Hierna staat het bijna onveranderd:

1988. Een nieuw bureau en goede politiezorg. Het is zo natuurlijk, maar wat is er allemaal aan vooraf gegaan?

Begin 1800 veranderde er veel. Het Koninkrijk der Nederlanden ontstaat en de zelfstandige gemeenten komen in de vorm zoals we ze nu kennen.

Ook komt er de gemeenteveldwachter en de rijksveldwachter. Voor die tijd was het de vorster en zijn schutters. De ondervorster en de bedeljager. De nachtroeper of klepperman.

Westerhoven viel vroeger onder de dingbank van Bergeyk, het college waar recht gesproken werd. De vorster was een nederige betrekking bij die dingbank. Hij verrichte alle functie’s van een tegenwoordige deurwaarder, deed de afkondigingen van alle verkopen en moest samen met de schutters waken tegen misdrijven en kennisgeven van deze misdrijven aan de schout en de schepenen.

Een aantal van deze vorsters zijn;

1589 Bartholomeus Bacx; 1598 Jan Martens; 1627 Hans van den Broeck; 1657 Dirck Hendricx; 1662 Reynier Janszoon Tempelaer; 1664 Gerrit Dirck Aertssen; 16.. Jacob Aarts, ook genaamd Jacob Fabrie; 1681 Nicolaas Cocx; 1699 Anthony van der Pol; 1737 Abram Danck; 1751 Adriaan van der Pol (zoon van Anthony); 1793 Mathijs Wynandts en in 1800 Bernardus Aarts.

De politiezorg toen stelde nog weinig voor. De politie werd aanvankelijk alleen verricht door de schutters. Wegens het toenemen van landlopers en ander geboefte kreeg men hulp van een bedeljager, doch die werden alleen aangesteld als men teveel last kreeg van die bedelaars en landlopers. De “nachtdienst” door de politie werd gedaan door de nachtroeper of klepperman. Deze riep het uur af en controleerde de woningen.

ln 1814 , in het nieuwe Nederland, werd de politiezorg opgedragen aan de burgemeester. In de steden was wel politie maar op het platteland niet. Was er iets, dan kon men de Koninklijke Marechaussee roepen. Het was allemaal dus zeer gebrekkig. Er ontstond de gemeenteveldwachter en na 1851 ook nog de rijksveldwachter.

De eerst bekende gemeenteveldwachter was Martinus Gielens. ln 1819 was hij reeds veldwachter tot minstens 1831.In 1870 werd de gemeenteveldwachter Berkvens aangesteld. Over hem ging het hiernavolgend bericht in Peel- en Kempenaer van 11 mei 1910:

“WESTERHOVEN. Den 14en Mei is het 40 jaren geleden, dat onze alom bekende gemeenteveldwachter Antoon Berkvens sijn ambtseed als soodanig heeft afgelegd. Gedurende die veer-ig jaren heeft de jubilaris sich doen kennen als een nauwgezet en plichtsbetrachtend ambtenaar. Iederen Zondagavond, bij weer en wind, als de klok heeft 10 geslagen, is Toon op sijn post en sijn waarschuwende stem doet het uur van politie hooren; mocht hij hier of daar nog een achterblijver aantreffen, dan geeft dese gewillig gehoor en is aanstonds bereid den man der wet te volgen. Wij hopen dat Toon nog vele jaren als handhaver der orde mag optreden en wij twijfelen er niet aan of den waardigen jubilaris zal het dien dag niet aan blijken van belangstelling ontbreken.”

Toon Berkvens stierf in 1913 en werd opgevolgd door Driek Aarts, die tot ongeveer het einde van de tweede wereldoorlog bleef. Hij woonde in het “Pankenhuis”, aan de Provincialeweg en Mgr. Biermansplein. Aan dat huis was nog een ouderwets spinnekot gebouwd. Daarvoor en als het “spinnekot” vol was, werd men steeds ingesloten onder het toenmalige gemeentehuis.Van de rijksveldwachters die er geweest zijn is het volgende bekend; Cornelis van Eijk was in 1897 25 jaar rijksveldwachter te Westerhoven. ln 1905 werd Henric. Smits benoemd tot brigadier titulair der rijksveldwacht na 6 dienstjaren te Westerhoven. Deze werd opgevolgd door Vermeulen die in het huis van Bruns naast de oude school aan de Provincialeweg gewoond heeft.

A.B. Veraart, die van 1939 tot 1946 te Westerhoven als rijksveldwachter geplaatst was, nam die woning van Vermeulen over. Evenals Driek Aarts is hij na de oorlog gestopt.

Direct na de oorlog ontstond het Korps Rijkspolitie in alle dorpen en steden met minder dan 25.000 inwoners, dus ook Westerhoven. De gemeente- en rijksveldwachters verdwenen. Cees Sins volgde Veraart op van 1947 tot 1959. Hij woonde in de woning van Noudje Bekkers aan de Provincialeweg. Daarna kwamen nog Matje Meijer, Weber, Hoogstraten en Smulders.

Met Martin Welten in 1973 kwam ook het politiebureau terug in Westerhoven, al was het nog aan huis in de Beukenlaan nr 17. Hij bleef tot 1977. ln 1980 werd Jos Blox postcommandant en kwam Jacques van Veldhoven er als tweede politieagent bij. Het bureau kwam in de Ster. ln 1983 werd “De Kempervennen” geopend. Er kwam hierdoor zoveel meer werkdrukte dat de bezetting van het bureau groeide tot 5 man en een vrijwilligster.

De ruimte in de Ster werd te klein en de plannen ontstonden voor een nieuw te bouwen politiebureau. ln eerste instantie werd nog gedacht aan het “Pankenhuis”, doch dit werd door de Provincie verworpen.

Op dit moment bestaat de bezetting uit 4 personen. ln Juli 1987 kwam de nieuwe postcommandant Ad Bogers, verder zijn er Chris Buelens, Wim van Schaik en Jacques van Veldhoven. Twee hiervan wonen in de Steenovens en twee in de Lange Akkers.

Sinds dat ik voor de opening in 1988 bovenstaand stuk geschreven heb is er veel gebeurd. In 1993 kwam een grote reorganisatie bij de politie, waarbij de kleine bureau’s zoals die in Westerhoven verdwenen. De politie ging naar Bergeijk. De Rijks- en gemeentepolitie werden opgeheven en we werden Regiopolitie. De postcommandant verdween en er kwamen buurtbrigadiers. Vervolgens kwam er een gemeentehuisfunctie in Bergeijk en het politiecentrum werd Eersel. In 1997 werd zelfs de gemeente Westerhoven opgeheven en gingen we op samen met Riethoven en Luyksgestel in de nieuwe gemeente Bergeijk. In 2013 kwam er een nationale politie, maar gelukkig nog steeds met wijkagenten voor ons dorp. En de huidige is Harald van Dooren.

Je ziet dat de maatschappij niet stil staat en daarmee natuurlijk ook het politiekorps. Blijft als herinnering de eerste steenlegging van het bureau in Westerhoven, waarvan deze hoeksteen nog goed te zien en te lezen is.

Jacques van Veldhoven

Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 6

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

Onze patroonheilige St. Anna

Zoals het talrijk voorkomen van de voornaam Antonius of Cornelius wijst op een zekere populariteit van deze heiligen, duidt ook de vaak voorkomende voornaam Anna op de bekendheid met de H. Anna in onze streken. De naam van de moeder van de H. Maria komt in de evangelien niet voor, maar is bekend uit het apocrief proto‑ evangelie van de H. Jacobus; zij was gehuwd met Joachim, maar bleef lange tijd kindloos.

Op zekere dag echter gebeurde het lang verhoopte en Anna werd moeder van Maria; de legende laat dit mystiek gebeuren plaats vinden bij de ontmoeting van Joachim en Anna onder de Gouden Poort te Jerusalem. Terwijl in het oosten de H. Anna al vroegtijdig werd vereerd, begint die in het westen eerst door te dringen in de 13e eeuw, als ook het geloof in de Onbevlekte Ontvangenis van Maria opkomt. Na de 16e eeuw zwakte de verering weer af, behalve in Bretagne en Canada, waar de verering vanuit Bretagne was ingevoerd. De H. Bernardus (12e eeuw), een groot Maria‑vereerder, noemt Anna niet; na de kruistochten echter komt met de overbrenging van relieken ook de verering op.

Bekende centra zijn Apt bij Avignon, Chartres, dat in 1204 het hoofd van de H. Anna ontving, en Sainte‑Anne‑d’Auray in Bretagne, waar de verering begint in 1623; Bretagne telt thans meer dan 300 kerken en kapellen, aan deze “Grootmoeder van het Bretonse volk” toegewijd. Relieken van het hoofd van St. Anna worden ook vereerd in Cluny, bij de Capucijnen te Keulen, en te Mainz, waar ze echter in 1510 werden gestolen en overgebracht naar Duren. Vanuit Turnhout en Gerdingen (1553) werden boetetochten naar deze St. Anna te Duren voorgeschreven.

Zowel minderbroeders als Carmelieten hebben de verering van de H. Anna sterk bevorderd. Vooral echter heeft het boek, dat de Duitse abt Trithemius in 1494 over St. Anna schreef, zeer veel hiertoe bijgdragen. Hoewel het feest van de H. Anna in Engeland in 1378 werd gevierd, werd de feestdag eerst in 1584 definitief voor de gehele kerk voorgeschreven; de datum, 26 juli, komt echter als feestdag reeds in de 8e eeuw voor. Een vroeger drukbezochte bedevaartsplaats was St. Anna‑Ter‑Muiden in Zeeuwsvlaanderen, waar St. Anna vooral door zeevarenden werd aangeroepen. Belgie heeft ca 30 St. Annakerken en diverse bedevaartsplaatsen.

H. Anna is beschermvrouwe van allerlei beroepen. Waarschijnlijk het oudste patronaat is dat van de zeelieden, verspreid vanuit de havens van Bretagne, maar zij werd patrones van kinderloze en zwangere vrouwen, van verloofden en jonggehuwden, van huismoeders en thuis werkende vrouwen, en in Brugge speciaal van de kantwerksters.

Zij werd vereerd door de schrijnwerkers, omdat zij als een kostbaar schrijn Maria had gedragen; de mijnwerkers zagen in haar de bescherster van verborgen schatten, terwijl de goudsmedenhaar eerden om de “kostbare parel”, die zij had voortgebracht. Tenslotte werd zij behalve voor een gelukkige levensstaat ook aangeroepen voor een zalige dood. Bretagne eert haar als grootmoeder en is er een idealer patrones van de grootmoeders denkbaar?

Als grootmoeder is zij talloze malen afgebeeld in de beelden van St. Anna‑te‑drieen. Anna, meestal met een bijbelboek in haar hand, reikt vaak een druiventros aan het kind Jezus op de arm van Maria. Er zijn staande typen, zoals uit de St. Petruskerk te Uden of het van Koolwijk afkomstige beeld (ca 1500) in de kerk te Herpen. Bij staande beelden zit soms Maria op de arm van Anna en Jezus weer op de arm van Maria; tot deze groep behoort een van de twee beelden van St. Anna‑te drieen, afkomstig uit het voormalige klooster Coudewater‑Rosmalen, vanaf 1875 in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht bezit 26 beelden van St. Anna‑te‑drieen, waarvan er een mogelijk uit de St. Jan te ‘s‑Hertogenbosch afkomstig is.

Een modern bronzen beeld van de St. Anna‑ tris van Frans Verhaak werd door de Provinciale Griffie te ‘s‑ Hertogenbosch in 1957 aangekocht.

Behalve als losse groep komt St. Anna‑te‑drieen ook vaak voor op schilderijen, die de H. Maagdschap uitbeelden; deze familiestamboom van de H. Anna, bekend vanaf de 15e eeuw, steunt op het legendarisch drievoudig huwelijk van de H. Anna, waardoor zij moeder zou zijn van de Moeder Gods Maria, van Maria Cleohas en van Maria Salome. Uit alles blijkt, hoe sterk vanaf de 15e eeuw de verering van de H. Anna overal was doorgedrongen.

Jacques van Veldhoven

Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 5

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

Mijmeringen

Om de groei of ontstaan van onze gilde te kunnen begrijpen moeten de gebeurtenissen van onze streek volgen. De streek waar wij wonen is weer te verdelen in een aantal kleinere gebieden. Deze gebieden werden gemaakt door hun ligging, hun gebondenheid onderling en de indeling tot kerkelijke en wereldlijke parochies.

Ons gebied betrof Bergeyk, Luiksgestel, Westerhoven, Riethoven, Dommelen en Borkel. Bergeyk was het centrum hiervan. Als kerkelijke parochie werd in 1442 Riethoven en in 1444 Westerhoven zelfstandig. Borkel hoorde toen al kerkelijk onder Westerhoven en in 1444 werd Dommelen ook hierbij gevoegd. In 1565 was er een geschil tussen de pastoor van Westerhoven en de priester van Dommelen en werd Dommelen zelfstandig. Ongeveer 1690 vond de vereniging plaats van Borkel en Schaft en werd Borkel van Westerhoven gescheiden. Luiksgestel werd in de 16e eeuw, na 1558 onafhankelijk, doch heeft een iets andere positie dan de andere parochies omdat het onder het prinsbisdom Luik viel. Verbindingen onderling tussen alle dorpen bleven bestaan.

De scheiding met het Oost/zuidelijk gebied was de Dommel, vandaar dat Schaft hoorde bij de Heerlijkheid Waalre ‑ Valkenswaard. Noordelijk was de Run de voornaamste scheiding met het gebied van Eersel en Luiksgestel hoorde onder het Luikse.

Er zijn een aantal vergelijkingen te maken met onze buurgilden. Luiksgestel heeft de St. Martinusgilde opgericht in 1595, dus na het zelfstandig worden van de parochie. Zij heeft dezelfde naam als die de Dommelse gilde in 1843 aannam.

In Dommelen is de St. Martinus gilde van het H. Sacrament. De gilde werd opgericht op 28 februari 1623 als “de broederschap van ’t Allerheiligste Sacrament, dus 58 jaar na de kerkelijke afscheiding van Westerhoven. In 1843 werd een nieuwe kaart gemaakt, waarop deze gilde H. Martinus kwam te heten. De Sacramentsgilde is ook in Bergeyk aanwezig. Toeval?

De St. Anna gilde te Riethoven heeft dezelfde naam als die van Westerhoven en is opgericht in 1488, dus 46 jaar na de afscheiding met Bergeyk.

Schaft werd in 1781 opgericht, 91 jaar na de afscheiding van Valkenswaard en de vereniging met Borkel. De gilde in Schaft heet de St. Petrus Banden, zoals de Hofkerk te Bergeyk. Ook toeval?

Tenslotte is er in Borkel de gilde H. Sebastianus die een Reglement hebben van 15 juli 1780, 90 jaar na de afscheiding van Westerhoven.

Over Borkel nog meer kanttekeningen te plaatsen. Vergaderingen worden gehouden op St. Jacob (vele gronden waren van de abdij St. Jacob te Luik) St. Anna en andere dagen. Er was ook een St. Sebastianus gilde te Bergeyk en St. Anna in Wester- en Riethoven. Wederom toeval?

Een van de eerste schilden van Borkel is van een Dubbel‑Koning in 1769 (twee keer koning geschoten) terwijl om de 3 jaar wordt geschoten. Dit houdt in dat de feitelijke oprichting van Borkel omstreeks 1766 of iets eerder moet liggen, dus direct na de heroprichting van de St. Anna‑gilde te Westerhoven!!!!!! Er is een ouder schild uit 1766 en dat is van de koning van de Lieve Vrouwe Guld te Borkel. Heeft Borkel ook zo’n periode gehad van op sterven na dood zijn, zoals Westerhoven heeft gehad na 1750? En was de oude naam van de gilde van Borkel dan anders? Er is een akte uit Bergeyk van 1599, die verwijst naar een akte uit 1571 betreffende te betalen rente aan “de gulden vanonser vrouwen tot borckel”.

Zou Westerhoven dan voor zijn heroprichting ook een andere naam hebben gehad?

Laten we eens kijken naar de moederkerk te Bergeyk. Oudtijds vond men in de Hofkerk 4 kapellen t.w. 1. de kapel van de H. Sacrament, met wier bouw blijkens haar opschrift het gilde van het H. Sacrament in 1537 begonnen was en die in 1540 voltooid werd; 2. de kapel van St. Sebastiaan, in de 16e eeuw gebouwd, voornamelijk uit de milde bijdragen van Joannes van den Berghe; 3. de kapel van St. Pieter, welke door de handboogschutterij van dien naam , het tegenwoordige St. Jorisgilde van Bergeik, versierd was; 4. de kapel van St. Barbara, die door de gilde van de H. Barbara gedoteerd was; al deze kapellen behoorden aan de vier gilden van haren naam, welke men oudtijds te Bergeik had.

De H. Sacramentsgilde en de St. Jorisgilde bestaan nog steeds. Van de twee andere gilden, de St. Sebastiaan en St. Barbaragilde is alleen dit gegeven bekend. Maar laten we eens verder kijken.

In 1876 verhaalt L. Schutjes over de Kerk van Bergeyk dat de vier gilden aldaar hun altaren hadden.

De Gilde van St. Barbara is wel te Bergeyk geweest, doch is zeer lang geleden weer verdwenen. In 1520 had de Kerk al een “altare s. Mariae Magdalenae et Barbarae”. Westerhoven had toen twee altaren t.w. Altare Maria en ….. altare Barbarae!!!!!

Een dergelijk altare bestond niet in Riethoven en beide kerken zijn in resp.1442 en 1444 van de Kerk van Bergeyk afgescheiden. Is de gilde van St. Barbara naar Westerhoven overgegaan en derhalve uit Bergeyk verdwenen?

We gaan verder zoeken. Betreffende het St. Barbara altaar te Bergeyk is nog bekend “In 1402 verleende eene grondrente Heer Willem Henrix als rector altaris Beatae Barbarae” en “In 1623 betaalde aan het Domein eene grondrente: Heer Isaeck Wachtelaer, priester, rector van St. Barbaraaltaar te Bergeijck.” In 1648 is er een wijziging te Bergeyk ondergaan. Het altaar van St. Barbara is verdwenen en er verschijnt een nieuw altaar ten tonele. Dit altaar is de tweede mogelijkheid voor onze herkomst. Het nieuw genoemde altaar is namelijk “het St Anna Altaer binnen Bergeijck”

Over dit altaar werd verder vermeld ” In 1632 werd een legaat vermaakt tot reparatie van Sinte Anna Altaer binnen Bergeijck” en “in 1634 verklaarden voor Schepenen van Bergeijck Heer en Mr. Peter van Baelen, landtdeecken ende pastoir tot Bergeijck, Heer Isaac Wachtelaer en Heer Lambrecht Dionijss, cantoirs alhier, dat was afgelost eene rente, gelegateerd voor eene wekelijksche mis op den autaer St Anna binnen de kercke van Bergeijck”.

Over Mr. Peter van Baelen is ook nog wat te zeggen. Hij was de eerste en enige deken van het in 1621 nieuw opgerichte dekenaat Bergeijck. Hij was namelijk ook wel genaamd Balenus of naar zijn geboorteplaats Petrus RYTHOVIUS, hij was van Riethoven afkomstig, alwaar ook een St. Anna gilde zit!!!!!

Het is niet noodzakelijk dat het altaar verdween toen een gilde of mogelijk ook gedeelte van gilde overging. Ook is het goed mogelijk dat het gilde altijd al in Westerhoven of Riethoven heeft gezeten, doch hun altaar in de moederkerk te Bergeyk had. Er is in ieder geval nog genoeg te zoeken. In Riethoven wordt vermeld dat het gilde opgericht is in 1488, wat zeer wel mogelijk is. Ik denk dat de gilden uit Westerhoven en Riethoven beiden afstammen van de verdwenen St Barbaragilde uit Bergeijk . Overigens hangt in onze eigen kerk rechts naast het altaar een kastje aan de muur waar nog een St Barbara medaillon in hangt.

Op 16 juni 1648 kwam het bevel dat alle kerken binnen 8 dagen ontruimt moesten worden. De meubelen uit die kerken werden openbaar verkocht. De reformatie was begonnen. Het katholieke geloof werd verbannen. In eerste instantie zullen vrome gelovigen enkele goederen gekocht hebben in de hoop ze later weer terug te plaatsen. In sommige gevallen is dat gelukt. In Westerhoven niet. Ook de bevolking en alles wat Katholiek was in de Meyerij probeerde men te hervormen, dus waarschijnlijk ook de gildes.

De reformatie zou duren tot 1798 en heeft in anderhalve eeuw geen voet aan wal kunnen vatten. In 1741 gaf men al bijna openlijk toe dat 100 jaar reformatie in de Meyery geen zin had gehad.

In 1688 vielen de Fransen de Meyery binnen en brandden aldaar een tiental weerloze dorpen af. Van Bergeyk en Riethoven is bekend dat een aantal doopregisters verbrand zijn in die tijd. Is men mogelijk ook in Westerhoven geweest.

En als omstreeks 1702 de Frans legers ook nog plunderend door de dorpen gaan is er niet veel meer over. Zij blijven twaalf dagen in de omgeving van de dorpen waaronder Westerhoven. Vermoedelijk heeft de gilde nog iets doorgesukkeld maar omstreeks 1750 was het einde daar. Toch ziet men dat een gildebroeder trouw blijft aan zijn zaak, want 10 jaar later volgt de heroprichting in 1760 en begint men met goede moed en vol vertrouwen weer aan de gilde.  

Jacques van Veldhoven

Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 4

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

De geschiedenis van het gilde vanaf 1760

In 1760 begint een geheel nieuwe periode. Men heeft alleen nog maar de ijzeren rouwpiek als hoofdmanspiek.

De schouders werden er weer onder gezet en enkele atributen werden aangekocht, t.w. de sikkels waarop staan “Capteijn” en “Vaendrick”, twee zilveren knoppen voor op de dekenstokken, een zilveren sluiting voor op de koningsmantel en niet te vergeten een zilveren ongekroonde vogel. De koningsvogel werd geleverd door de Eindhovense zilversmid Keijzers, de twee sikkels door de Eindhovense zilversmid Francis van Osch.

Vermoedelijk heeft men ook een vaandel gehad, want als er een vaandrig is, is er ook een vaandel. Het eerste schild (en tevens oudste) uit 1761 is geschonken door de vrouwen van de gult.

Er zal een nieuw Reglement gekomen zijn, mogelijk soortgelijk als in Borkel, die ook in die tijd opnieuw begonnen zoals zoveel gilden. Ons gilde liet echter opnemen dat het een her-oprichting is en geen nieuwe gilde. Verder denk ik dat men tevens in het reglement heeft laten opnemen of afgesproken heeft dat iedere koning een schild moest geven, gezien het groot aantal koningsschilden wat uit die tijd is overgebleven. Het eerste koningsschild dateert uit 1763 en is geschonken door Geybert Goossens.

Tot 1839 worden 14 koningsschilden geschonken. Ook de familie Bots heeft hier ook zijn steentje toe bijgedragen. Het was een zeer invloedrijke familie in die dagen. De 3e en 4e koning na de heroprichting waren Willem Albertus Bots en Wilhelmus Martinus Bots. De familie Bots waren verwikkeld in de aankoop van de gronden, het geven van een krediet voor de watermolen aan de gemeente en G. Bots werd in 1810 Conseil municipal te Westerhoven en in 1811 tot 1815 Scout van Westerhoven (alles benamingen voor burgemeester).

In een beantwoording van Antony van Galen in 1824 verklaart deze dat in 1810 de vaste goederen zijn overgeschreven op naam van Geert en Govert Bots, namens de Gilde. Het betrof hier enkele stukken grond, o.a. die waar nu Rogubein op staat.

Een akte uit 1801 van de kinderen Albert Bots, getekend door W=M=Bots en het bedrag werd voldaan door Gerrit Bots. Een andere akte uit 1801 zegt dat de schutsboom stond op grond van de kinderen Alb. Bots. In 1814 zijn er twee schilden gegeven t.w. Andreas Moors en Godefridus Bots. En Gerrit Bots voornoemd was de toenmalige en eerste burgemeester in de nieuwe tijd (1810) van Westerhoven.

Maar de oude generatie sterft en de nieuwe dient zich aan. In 1841 besloot men het Reglement opnieuw te schrijven. Mogelijk is de verplichting tot het geven van een koningsschild geschrapt, want hierna wordt geen koningsschild meer gegeven tot 1972.

Het zal te maken hebben met de nieuwe tijd, want ook te Bergeyk werd iets later geen schild meer gegeven.

Als schrijver van het nieuwe Reglement vond men de toenmalige waarnemend hoofdonderwijzer P.N. Panken.

Hij verhaalt in zijn dagboek:

“Den 22sten en 23sten Julij, had ik het Reglement voor de in dit Dorp bestaande Gilde of Broederschap, onder de bescherming der H. Moeder Anna, geheel vernieuwd en veranderd. De leden dezer Gilde hadden Maandag 26ste en Dingsdag 27ste daaropvolgende, des nam. volgens hunne jaarlijksche gewoonte, eene zamenkomst gehouden en geteerd; hierbij was ik ook tegenwoordig geweest en had mij onder hen goed vermaakt.”

In 1842 schrijft hij:

“Alvorens de reis naar de hoofdstad dezer Provincie, tot het afleggen van den eed als Schoolonderwijzer benoodigd, aan te vangen, was ik van een Feest getuige, hetwelk nimmer uit mijn geheugen zal verdwijnen. Ik bedoel de bijwoning der jaarlijksche bijeenkomst van de leden der alhier sinds eeuwen bestaande Broe­derschap of Gilde van St. Anna. Even als het vorige jaar (zie onderaan blz. 69) had zulks op Maandag 25sten en Dingsdag 26sten Julij, wanneer ook mijne vacantie begonnen was, plaats. Ieder die deze feestelijke Vereeniging als Vreemdeling komt bijwonen wordt door de daarbij behoorende vrouwen een kransje van bloemen, enz. vervaardigd en op het hoofd gedaan; waarvoor zij van den gekroon­den eene kleine gift bekomen.

Geen lid van het Broederschap zijnde, gebeurde mij eveneens. Echter werd ik, na een poos tijds, met een zeer fraai en grooter bloemenkransje verrast, hetwelk men mij met geestdrift, ter vervanging van het eerst ontvangene aanbood; en waarmede ik, zeiden zij, als Meester gekroond werd; want, niettegenstaande ik, tot hiertoe, mijne benoeming aan zeer weinigen had bekendgemaakt, waren zij er (zo als bleek) nogthans van bewust. Ik wilde hun dan ook, zoo veel mogelijk, wederkeerige vreugde verschaffen en, ten blijke van wedervriendschap, voor deze extra gemaakte versiering, eenig geldstuk schenken, waarover zij mij hunne dubbele tevreden‑ en dankbaarheid betuigden.

En inderdaad, zij deelden zigtbaar in mijne blijdschap; ook ontving ik van menigeen nog eenvoudige, doch welgemeende felicitatien. Doch genoeg, ik betuig nimmer een feest te hebben bijgewoond, waar ik zuiverder genoegen heb meegemaakt, dan onder de Leden der Gilde te Westerhoven toen hartelijk gevierd.”

In 1843 werd Meester Panken lid van het Gilde en ook dit gaf hij aan in zijn dagboek. Hij verhaalt eerst de ontvangst van de bisschop in Westerhoven op 12 juli, waarbij ook de gilde is en daarna de gildedag.

“Dingsdag en woensdag, 25 en 26 Julij, woonde ik weder, met zeer veel vermaak de jaarlijksche Vereeniging der Leden van St. Anna‑ Gilde bij. Ik begaf mij alsdan mede als lid onder dezelve. Dewijl men mij met eenige plegtigheid inhuldigde, onthaalde ik de Oversten derzelve met een glas wijn. Dit alles had eerst Dingsdags nam. plaats. Den volgende Zondag nam. waren de leden ook eenige uren vereenigd. Met het begin van dit Gilde‑feest namen tevens mijne vacantiedagen, zijnde 5 weken, eenen aanvang, welke ik grootstgedeeltelijk te Bergeijk door­bragt.”

Mr. Panken zou lid blijven tot aan zijn dood in 1904.

Panken heeft veel geschreven, ongetwijfeld ook over ons gilde, maar helaas is weinig bewaard gebleven hiervan. Wel schrijft hij dat in 1886 de toenmalige hoofdman en de 1e deken kort na elkaar stierven. Vanaf dit moment wordt een nieuw kasboek bijgehouden, dat nog altijd bewaard is gebleven. De nieuwe hoofdman werd de volgende burgemeester van Westerhoven die lid was van het gilde, Joseph Baken Lz. Hij komt op de ledenlijst van 1886 voor als 6e lid. Of de gilde al die tijd zoveel leden heeft gehad is niet bekend, maar in 1886 had men 60 leden.

In 1888 was het nog beter. Panken schreef hierover:

“Den 23 en 24 (juli) teerde ik ’s middags te Westerhoven bij gelegenheid der jaarlijksche bijeenkomst der leden van de Sint Anna‑Gilde aldaar, welke uit nagenoeg een 80 tal bestaat, behalve vrouwen.” Als men ziet dat Westerhoven toen iets meer dan 500 inwoners had betekend het dat een tiende deel van de bevolking lid was.

Misschien had men net een opleving gehad, het is niet bekend, maar het ging goed met de gilde.

Alle bekende namen van Westerhovense mensen zijn erbij: Smolders, Kwinten, Kuijlaars, Schrijvers, Schellens, Adriaans, van Mierlo, Verhoeven, Neutkens, Sanders, van Hulsel, Houtappels, van Valen­berg, Hoeks, van Beek, Daris, Verhagen enz. En hieronder waren zeer notabele mensen.

Begin 1900 komen nog een aantal mensen bij de gilde, maar de tijd verandert weer. In 1904 gaat men naar Eindhoven naar het koninklijk bezoek van Wilhelmina, heeft men 62 leden. Dan is Joseph Baken nog hoofdman en Hendrik Schellens vaandrig. Maar tussen 1920 en 1930 begint men weer een nieuw tijdperk. Men heeft 50 leden, 7 nieuwe leden komen er bij en de crisis nadert. Peerke Gevers neemt het heft in handen. Hij zou vooral worden bijgestaan door Peer Moors, Frans van der Heijden Sr. en Nol Mollen. De tijden worden slechter en de mensen gaan weg of over­lijden. 40 leden gaan in deze 10 jaar weg of overlijden. De gronden die men sinds 1801 bezat werden verkocht en het geld of het restant werd op een bankboekje gezet. Veiligheid ? Volgens Jolles waren er in 1932 45 leden, volgens het kasboek waren er maar 29. En het liep verder terug.

In 1939 waren er nog maar 26 en de oorlog kwam. Na de oorlog stonden er nog maar 17 man op papier. Een dieptepunt voor onze gilde, maar zoals al eeuwen lang gedaan werd klom men ook hier weer uit. De jonge boerenstand kwam erbij en weer een nieuw tijdperk ving aan. In 1946 waren er weer 47 leden en in de opbouw na de oorlogsjaren werd de gilde zeker niet vergeten.

Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 3

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

De geschiedenis van het gilde 1648 – 1760

Op 30 jan 1648 wordt de vrede van Munster getekend, maar voor de Meierij trat een tijdperk van verdrukking en plagerijen uit om wille des geloofs.

Op 16 juni 1648 kwam het bevel dat alle kerken binnen 8 dagen ontruimt moesten worden. De meubelen uit die kerken werden openbaar verkocht. De reformatie was begonnen.

Het katholieke geloof werd verbannen. In eerste instantie zullen vrome gelovigen enkele goederen gekocht hebben in de hoop ze later weer terug te plaatsen. In sommige gevallen is dat gelukt. In Westerhoven niet. Ook de bevolking en alles wat Katholiek was in de Meyerij probeerde men te hervormen, dus ook de gildes. De reformatie zou duren tot 1798 en heeft in anderhalve eeuw geen voet kunnen vatten. In 1741 gaf men al bijna openlijk toe dat 100 jaar reformatie in de Meyery geen zin had gehad.

Dat toen al een groot aantal gebruiken in zwang waren, blijkt uit het verbod van 18 december 1649 dat vertelde dat het papegaaischieten “hier te lande alomme gebruijckelijck ende allerlei schande en schaede veroorsaeckende” door de schuttersgilden zonder meer moest worden afgeschaft en verboden. De gildevaandels zouden moeten worden ontdaan van de gebruikelijke Bourgondische kruisen als ook de “santen ende santinnen” en de kleur van de sjerpen van rood veranderd in oranje.

Het St.Anna Gilde heeft nog steeds het Bourgondisch kruis, rood van kleur, in de vendels staan en draagt nog rode sjerpen.

Dat deze maatregelen toen ook niet hielpen bleek uit een verslag van 1656 uit Kempenland dat zegt:

“Sanderendaegs alst sondach was wel vroech aent trommelen ende alsoo met trom en vendelen getrocken naar Luycxgestel naer de kerck met veel schiettens van roers. Item als sy  thuys waeren gecomen ende wel gegeten ende getroncken hadden syn getrocken naer den boom om den papegaij aff te schieten, gelijck sy gedaen hebben.”

Er was wel iets veranderd, want tevens  werd geschreven dat: “Niettegenstaende also voorts  gegaen ende geschoten, maer altijts de maniere was, bij den tijt van den Coninck, dat den heer officier moste den eersten scheut doen ende schieten in den naeme van den Hertoch ende alsdan den boom bevrijden. Is sulcx altijt geschiet, maer in desen niet”

In Westerhoven lost tegenwoordig de burgemeester het eerste schot en bevrijdt zodoende de boom.

In 1665 en 1666 is er overlast door oorlog tussen de Republiek der Verenigde Ned. en de Bisschop van Munster. In 1672 trat een verzachting in en richten de katholieken in elk zijner parochie schuurkerken of bedeplaatsen in. Westerhoven bouwde zijn schuurkerk in 1674 en wel in de Lindenstraat aan de achterzijde van de pastorie. Op het kerkplein (tussen de kerkstraat, Beukenlaan en Berkenstraat, werd later de school gebouwd, wat er nu nog staat. Maar ook begonnen in 1672 weer de contributie’s voor de coalitie‑oorlog van 1688 tot 1698. En ook Westerhoven heeft dit gemerkt want in december 1688 staken de fransen 10 dorpen in brand, waaronder Reusel en Bladel maar ook Westerhoven en Riethoven.

In 1672 trat een verzachting in en richten de katholieken in elk zijner parochie schuurkerken of bedeplaatsen in. Westerhoven bouwde zijn schuurkerk in 1674 en wel in de Lindenstraat aan de achterzijde van de pastorie. Op het kerkplein (tussen de kerkstraat, Beukenlaan en Berken-straat, werd later in de 19e eeuw de school gebouwd, die er nu nog staat.

Maar ook begonnen in 1672 weer de contributie’s voor de coalitie‑oorlog van 1688 tot 1698.

In december 1688 vielen de Fransen de Meyery binnen en brandden aldaar een tiental weerloze dorpen af. Van Bergeyk en Riethoven is bekend dat een aantal doopregisters verbrand zijn in die tijd. Ook in Westerhoven was men geweest, maar het is niet bekend hoeveel schade er was toegebracht.

Er was ook verzet tegen de brandschattingen van de Fransen. Het gevolg waren aanvallen in 1694 op o.a. Eersel, Hapert, Duizel, Bladel en Reusel. Het is niet bekend of ook Westerhoven hierbij was. Uiteindelijk werd de Vrede van Rijswijk getekend in 1697 die duurde tot 1702.

10 augustus 1702 was een rampjaar voor Westerhoven en de gehele Kempen. Het leger van de Koning van Frankrijk, 10.000 man troepen, trok ten strijde en bivakeerde in onze streek. Westerhoven had in die tijd 500 inwoners.

Men verhaald hierover:

“Het ganze leger verspreid zich over Eersel, Bergeik, Duizel, Steensel, Rijthoven, Westerhoven, Veldhoven, Eindhoven en omliggende dorpen. Het heeft 12 dagen gelegen, terwijl de generaals en verdere officieren en onderhorige ruiters en soldaten alle huizen en woningen innamen en bezet hielden, zoodanig dat niemand in zijn huis kon blijven, maar dat alle de arme ingezetenen naar elders moesten vluchten en zich in spelonken, holen en in de grachten der velden en bosschen verbergden, latende alles wat zij van den eersten roof nog over hadden, ter prooi der vijanden en woedende krijgsvolk, dat alle meubelen, granen, beesten, paarden, vee en verder alles wat zij vonden, uitgeput, geroofd en met geweld ontvoerd hadden, zodat de dorpen ten volkomen ondergang werden gebracht.”

Als men nog wat overgehouden had van het geweld dat door deze streek getrokken was, dan was dit wel nagenoeg het einde. Na deze overval was meer dan 80% van Westerhoven armzalig en had helemaal niets meer.

Ook het gilde zal vermoedelijk op sterven na dood geweest zijn. Het oudste goed, de rouwpiek, heeft men mogelijk na deze datum te pakken kunnen krijgen als vervanging van vroegere. Meer had men niet meer. De gilde suddert nog even door en was er nog iets geweest dan is het in 1747 verdwenen toen de Fransche partijganger Fischer een brandschatting eiste van het dorp. Men heeft vermoedelijk alles bij elkaar geschraapt wat men nog had om hieraan te ontkomen.

In de gilde documenten wordt vermeld dat het gilde omstreeks het midden van de 18e eeuw verdween. Toch ziet men dat een gildebroeder trouw blijft aan zijn zaak, want ongeveer 10 jaar later volgt de heroprichting in 1760 en begint men met goede moed en vol vertrouwen weer aan het gilde.

2019

Jacques  van Veldhoven