Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 6

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

Onze patroonheilige St. Anna

Zoals het talrijk voorkomen van de voornaam Antonius of Cornelius wijst op een zekere populariteit van deze heiligen, duidt ook de vaak voorkomende voornaam Anna op de bekendheid met de H. Anna in onze streken. De naam van de moeder van de H. Maria komt in de evangelien niet voor, maar is bekend uit het apocrief proto‑ evangelie van de H. Jacobus; zij was gehuwd met Joachim, maar bleef lange tijd kindloos.

Op zekere dag echter gebeurde het lang verhoopte en Anna werd moeder van Maria; de legende laat dit mystiek gebeuren plaats vinden bij de ontmoeting van Joachim en Anna onder de Gouden Poort te Jerusalem. Terwijl in het oosten de H. Anna al vroegtijdig werd vereerd, begint die in het westen eerst door te dringen in de 13e eeuw, als ook het geloof in de Onbevlekte Ontvangenis van Maria opkomt. Na de 16e eeuw zwakte de verering weer af, behalve in Bretagne en Canada, waar de verering vanuit Bretagne was ingevoerd. De H. Bernardus (12e eeuw), een groot Maria‑vereerder, noemt Anna niet; na de kruistochten echter komt met de overbrenging van relieken ook de verering op.

Bekende centra zijn Apt bij Avignon, Chartres, dat in 1204 het hoofd van de H. Anna ontving, en Sainte‑Anne‑d’Auray in Bretagne, waar de verering begint in 1623; Bretagne telt thans meer dan 300 kerken en kapellen, aan deze “Grootmoeder van het Bretonse volk” toegewijd. Relieken van het hoofd van St. Anna worden ook vereerd in Cluny, bij de Capucijnen te Keulen, en te Mainz, waar ze echter in 1510 werden gestolen en overgebracht naar Duren. Vanuit Turnhout en Gerdingen (1553) werden boetetochten naar deze St. Anna te Duren voorgeschreven.

Zowel minderbroeders als Carmelieten hebben de verering van de H. Anna sterk bevorderd. Vooral echter heeft het boek, dat de Duitse abt Trithemius in 1494 over St. Anna schreef, zeer veel hiertoe bijgdragen. Hoewel het feest van de H. Anna in Engeland in 1378 werd gevierd, werd de feestdag eerst in 1584 definitief voor de gehele kerk voorgeschreven; de datum, 26 juli, komt echter als feestdag reeds in de 8e eeuw voor. Een vroeger drukbezochte bedevaartsplaats was St. Anna‑Ter‑Muiden in Zeeuwsvlaanderen, waar St. Anna vooral door zeevarenden werd aangeroepen. Belgie heeft ca 30 St. Annakerken en diverse bedevaartsplaatsen.

H. Anna is beschermvrouwe van allerlei beroepen. Waarschijnlijk het oudste patronaat is dat van de zeelieden, verspreid vanuit de havens van Bretagne, maar zij werd patrones van kinderloze en zwangere vrouwen, van verloofden en jonggehuwden, van huismoeders en thuis werkende vrouwen, en in Brugge speciaal van de kantwerksters.

Zij werd vereerd door de schrijnwerkers, omdat zij als een kostbaar schrijn Maria had gedragen; de mijnwerkers zagen in haar de bescherster van verborgen schatten, terwijl de goudsmedenhaar eerden om de “kostbare parel”, die zij had voortgebracht. Tenslotte werd zij behalve voor een gelukkige levensstaat ook aangeroepen voor een zalige dood. Bretagne eert haar als grootmoeder en is er een idealer patrones van de grootmoeders denkbaar?

Als grootmoeder is zij talloze malen afgebeeld in de beelden van St. Anna‑te‑drieen. Anna, meestal met een bijbelboek in haar hand, reikt vaak een druiventros aan het kind Jezus op de arm van Maria. Er zijn staande typen, zoals uit de St. Petruskerk te Uden of het van Koolwijk afkomstige beeld (ca 1500) in de kerk te Herpen. Bij staande beelden zit soms Maria op de arm van Anna en Jezus weer op de arm van Maria; tot deze groep behoort een van de twee beelden van St. Anna‑te drieen, afkomstig uit het voormalige klooster Coudewater‑Rosmalen, vanaf 1875 in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht bezit 26 beelden van St. Anna‑te‑drieen, waarvan er een mogelijk uit de St. Jan te ‘s‑Hertogenbosch afkomstig is.

Een modern bronzen beeld van de St. Anna‑ tris van Frans Verhaak werd door de Provinciale Griffie te ‘s‑ Hertogenbosch in 1957 aangekocht.

Behalve als losse groep komt St. Anna‑te‑drieen ook vaak voor op schilderijen, die de H. Maagdschap uitbeelden; deze familiestamboom van de H. Anna, bekend vanaf de 15e eeuw, steunt op het legendarisch drievoudig huwelijk van de H. Anna, waardoor zij moeder zou zijn van de Moeder Gods Maria, van Maria Cleohas en van Maria Salome. Uit alles blijkt, hoe sterk vanaf de 15e eeuw de verering van de H. Anna overal was doorgedrongen.

Jacques van Veldhoven

Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 5

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

Mijmeringen

Om de groei of ontstaan van onze gilde te kunnen begrijpen moeten de gebeurtenissen van onze streek volgen. De streek waar wij wonen is weer te verdelen in een aantal kleinere gebieden. Deze gebieden werden gemaakt door hun ligging, hun gebondenheid onderling en de indeling tot kerkelijke en wereldlijke parochies.

Ons gebied betrof Bergeyk, Luiksgestel, Westerhoven, Riethoven, Dommelen en Borkel. Bergeyk was het centrum hiervan. Als kerkelijke parochie werd in 1442 Riethoven en in 1444 Westerhoven zelfstandig. Borkel hoorde toen al kerkelijk onder Westerhoven en in 1444 werd Dommelen ook hierbij gevoegd. In 1565 was er een geschil tussen de pastoor van Westerhoven en de priester van Dommelen en werd Dommelen zelfstandig. Ongeveer 1690 vond de vereniging plaats van Borkel en Schaft en werd Borkel van Westerhoven gescheiden. Luiksgestel werd in de 16e eeuw, na 1558 onafhankelijk, doch heeft een iets andere positie dan de andere parochies omdat het onder het prinsbisdom Luik viel. Verbindingen onderling tussen alle dorpen bleven bestaan.

De scheiding met het Oost/zuidelijk gebied was de Dommel, vandaar dat Schaft hoorde bij de Heerlijkheid Waalre ‑ Valkenswaard. Noordelijk was de Run de voornaamste scheiding met het gebied van Eersel en Luiksgestel hoorde onder het Luikse.

Er zijn een aantal vergelijkingen te maken met onze buurgilden. Luiksgestel heeft de St. Martinusgilde opgericht in 1595, dus na het zelfstandig worden van de parochie. Zij heeft dezelfde naam als die de Dommelse gilde in 1843 aannam.

In Dommelen is de St. Martinus gilde van het H. Sacrament. De gilde werd opgericht op 28 februari 1623 als “de broederschap van ’t Allerheiligste Sacrament, dus 58 jaar na de kerkelijke afscheiding van Westerhoven. In 1843 werd een nieuwe kaart gemaakt, waarop deze gilde H. Martinus kwam te heten. De Sacramentsgilde is ook in Bergeyk aanwezig. Toeval?

De St. Anna gilde te Riethoven heeft dezelfde naam als die van Westerhoven en is opgericht in 1488, dus 46 jaar na de afscheiding met Bergeyk.

Schaft werd in 1781 opgericht, 91 jaar na de afscheiding van Valkenswaard en de vereniging met Borkel. De gilde in Schaft heet de St. Petrus Banden, zoals de Hofkerk te Bergeyk. Ook toeval?

Tenslotte is er in Borkel de gilde H. Sebastianus die een Reglement hebben van 15 juli 1780, 90 jaar na de afscheiding van Westerhoven.

Over Borkel nog meer kanttekeningen te plaatsen. Vergaderingen worden gehouden op St. Jacob (vele gronden waren van de abdij St. Jacob te Luik) St. Anna en andere dagen. Er was ook een St. Sebastianus gilde te Bergeyk en St. Anna in Wester- en Riethoven. Wederom toeval?

Een van de eerste schilden van Borkel is van een Dubbel‑Koning in 1769 (twee keer koning geschoten) terwijl om de 3 jaar wordt geschoten. Dit houdt in dat de feitelijke oprichting van Borkel omstreeks 1766 of iets eerder moet liggen, dus direct na de heroprichting van de St. Anna‑gilde te Westerhoven!!!!!! Er is een ouder schild uit 1766 en dat is van de koning van de Lieve Vrouwe Guld te Borkel. Heeft Borkel ook zo’n periode gehad van op sterven na dood zijn, zoals Westerhoven heeft gehad na 1750? En was de oude naam van de gilde van Borkel dan anders? Er is een akte uit Bergeyk van 1599, die verwijst naar een akte uit 1571 betreffende te betalen rente aan “de gulden vanonser vrouwen tot borckel”.

Zou Westerhoven dan voor zijn heroprichting ook een andere naam hebben gehad?

Laten we eens kijken naar de moederkerk te Bergeyk. Oudtijds vond men in de Hofkerk 4 kapellen t.w. 1. de kapel van de H. Sacrament, met wier bouw blijkens haar opschrift het gilde van het H. Sacrament in 1537 begonnen was en die in 1540 voltooid werd; 2. de kapel van St. Sebastiaan, in de 16e eeuw gebouwd, voornamelijk uit de milde bijdragen van Joannes van den Berghe; 3. de kapel van St. Pieter, welke door de handboogschutterij van dien naam , het tegenwoordige St. Jorisgilde van Bergeik, versierd was; 4. de kapel van St. Barbara, die door de gilde van de H. Barbara gedoteerd was; al deze kapellen behoorden aan de vier gilden van haren naam, welke men oudtijds te Bergeik had.

De H. Sacramentsgilde en de St. Jorisgilde bestaan nog steeds. Van de twee andere gilden, de St. Sebastiaan en St. Barbaragilde is alleen dit gegeven bekend. Maar laten we eens verder kijken.

In 1876 verhaalt L. Schutjes over de Kerk van Bergeyk dat de vier gilden aldaar hun altaren hadden.

De Gilde van St. Barbara is wel te Bergeyk geweest, doch is zeer lang geleden weer verdwenen. In 1520 had de Kerk al een “altare s. Mariae Magdalenae et Barbarae”. Westerhoven had toen twee altaren t.w. Altare Maria en ….. altare Barbarae!!!!!

Een dergelijk altare bestond niet in Riethoven en beide kerken zijn in resp.1442 en 1444 van de Kerk van Bergeyk afgescheiden. Is de gilde van St. Barbara naar Westerhoven overgegaan en derhalve uit Bergeyk verdwenen?

We gaan verder zoeken. Betreffende het St. Barbara altaar te Bergeyk is nog bekend “In 1402 verleende eene grondrente Heer Willem Henrix als rector altaris Beatae Barbarae” en “In 1623 betaalde aan het Domein eene grondrente: Heer Isaeck Wachtelaer, priester, rector van St. Barbaraaltaar te Bergeijck.” In 1648 is er een wijziging te Bergeyk ondergaan. Het altaar van St. Barbara is verdwenen en er verschijnt een nieuw altaar ten tonele. Dit altaar is de tweede mogelijkheid voor onze herkomst. Het nieuw genoemde altaar is namelijk “het St Anna Altaer binnen Bergeijck”

Over dit altaar werd verder vermeld ” In 1632 werd een legaat vermaakt tot reparatie van Sinte Anna Altaer binnen Bergeijck” en “in 1634 verklaarden voor Schepenen van Bergeijck Heer en Mr. Peter van Baelen, landtdeecken ende pastoir tot Bergeijck, Heer Isaac Wachtelaer en Heer Lambrecht Dionijss, cantoirs alhier, dat was afgelost eene rente, gelegateerd voor eene wekelijksche mis op den autaer St Anna binnen de kercke van Bergeijck”.

Over Mr. Peter van Baelen is ook nog wat te zeggen. Hij was de eerste en enige deken van het in 1621 nieuw opgerichte dekenaat Bergeijck. Hij was namelijk ook wel genaamd Balenus of naar zijn geboorteplaats Petrus RYTHOVIUS, hij was van Riethoven afkomstig, alwaar ook een St. Anna gilde zit!!!!!

Het is niet noodzakelijk dat het altaar verdween toen een gilde of mogelijk ook gedeelte van gilde overging. Ook is het goed mogelijk dat het gilde altijd al in Westerhoven of Riethoven heeft gezeten, doch hun altaar in de moederkerk te Bergeyk had. Er is in ieder geval nog genoeg te zoeken. In Riethoven wordt vermeld dat het gilde opgericht is in 1488, wat zeer wel mogelijk is. Ik denk dat de gilden uit Westerhoven en Riethoven beiden afstammen van de verdwenen St Barbaragilde uit Bergeijk . Overigens hangt in onze eigen kerk rechts naast het altaar een kastje aan de muur waar nog een St Barbara medaillon in hangt.

Op 16 juni 1648 kwam het bevel dat alle kerken binnen 8 dagen ontruimt moesten worden. De meubelen uit die kerken werden openbaar verkocht. De reformatie was begonnen. Het katholieke geloof werd verbannen. In eerste instantie zullen vrome gelovigen enkele goederen gekocht hebben in de hoop ze later weer terug te plaatsen. In sommige gevallen is dat gelukt. In Westerhoven niet. Ook de bevolking en alles wat Katholiek was in de Meyerij probeerde men te hervormen, dus waarschijnlijk ook de gildes.

De reformatie zou duren tot 1798 en heeft in anderhalve eeuw geen voet aan wal kunnen vatten. In 1741 gaf men al bijna openlijk toe dat 100 jaar reformatie in de Meyery geen zin had gehad.

In 1688 vielen de Fransen de Meyery binnen en brandden aldaar een tiental weerloze dorpen af. Van Bergeyk en Riethoven is bekend dat een aantal doopregisters verbrand zijn in die tijd. Is men mogelijk ook in Westerhoven geweest.

En als omstreeks 1702 de Frans legers ook nog plunderend door de dorpen gaan is er niet veel meer over. Zij blijven twaalf dagen in de omgeving van de dorpen waaronder Westerhoven. Vermoedelijk heeft de gilde nog iets doorgesukkeld maar omstreeks 1750 was het einde daar. Toch ziet men dat een gildebroeder trouw blijft aan zijn zaak, want 10 jaar later volgt de heroprichting in 1760 en begint men met goede moed en vol vertrouwen weer aan de gilde.  

Jacques van Veldhoven

Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 4

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

De geschiedenis van het gilde vanaf 1760

In 1760 begint een geheel nieuwe periode. Men heeft alleen nog maar de ijzeren rouwpiek als hoofdmanspiek.

De schouders werden er weer onder gezet en enkele atributen werden aangekocht, t.w. de sikkels waarop staan “Capteijn” en “Vaendrick”, twee zilveren knoppen voor op de dekenstokken, een zilveren sluiting voor op de koningsmantel en niet te vergeten een zilveren ongekroonde vogel. De koningsvogel werd geleverd door de Eindhovense zilversmid Keijzers, de twee sikkels door de Eindhovense zilversmid Francis van Osch.

Vermoedelijk heeft men ook een vaandel gehad, want als er een vaandrig is, is er ook een vaandel. Het eerste schild (en tevens oudste) uit 1761 is geschonken door de vrouwen van de gult.

Er zal een nieuw Reglement gekomen zijn, mogelijk soortgelijk als in Borkel, die ook in die tijd opnieuw begonnen zoals zoveel gilden. Ons gilde liet echter opnemen dat het een her-oprichting is en geen nieuwe gilde. Verder denk ik dat men tevens in het reglement heeft laten opnemen of afgesproken heeft dat iedere koning een schild moest geven, gezien het groot aantal koningsschilden wat uit die tijd is overgebleven. Het eerste koningsschild dateert uit 1763 en is geschonken door Geybert Goossens.

Tot 1839 worden 14 koningsschilden geschonken. Ook de familie Bots heeft hier ook zijn steentje toe bijgedragen. Het was een zeer invloedrijke familie in die dagen. De 3e en 4e koning na de heroprichting waren Willem Albertus Bots en Wilhelmus Martinus Bots. De familie Bots waren verwikkeld in de aankoop van de gronden, het geven van een krediet voor de watermolen aan de gemeente en G. Bots werd in 1810 Conseil municipal te Westerhoven en in 1811 tot 1815 Scout van Westerhoven (alles benamingen voor burgemeester).

In een beantwoording van Antony van Galen in 1824 verklaart deze dat in 1810 de vaste goederen zijn overgeschreven op naam van Geert en Govert Bots, namens de Gilde. Het betrof hier enkele stukken grond, o.a. die waar nu Rogubein op staat.

Een akte uit 1801 van de kinderen Albert Bots, getekend door W=M=Bots en het bedrag werd voldaan door Gerrit Bots. Een andere akte uit 1801 zegt dat de schutsboom stond op grond van de kinderen Alb. Bots. In 1814 zijn er twee schilden gegeven t.w. Andreas Moors en Godefridus Bots. En Gerrit Bots voornoemd was de toenmalige en eerste burgemeester in de nieuwe tijd (1810) van Westerhoven.

Maar de oude generatie sterft en de nieuwe dient zich aan. In 1841 besloot men het Reglement opnieuw te schrijven. Mogelijk is de verplichting tot het geven van een koningsschild geschrapt, want hierna wordt geen koningsschild meer gegeven tot 1972.

Het zal te maken hebben met de nieuwe tijd, want ook te Bergeyk werd iets later geen schild meer gegeven.

Als schrijver van het nieuwe Reglement vond men de toenmalige waarnemend hoofdonderwijzer P.N. Panken.

Hij verhaalt in zijn dagboek:

“Den 22sten en 23sten Julij, had ik het Reglement voor de in dit Dorp bestaande Gilde of Broederschap, onder de bescherming der H. Moeder Anna, geheel vernieuwd en veranderd. De leden dezer Gilde hadden Maandag 26ste en Dingsdag 27ste daaropvolgende, des nam. volgens hunne jaarlijksche gewoonte, eene zamenkomst gehouden en geteerd; hierbij was ik ook tegenwoordig geweest en had mij onder hen goed vermaakt.”

In 1842 schrijft hij:

“Alvorens de reis naar de hoofdstad dezer Provincie, tot het afleggen van den eed als Schoolonderwijzer benoodigd, aan te vangen, was ik van een Feest getuige, hetwelk nimmer uit mijn geheugen zal verdwijnen. Ik bedoel de bijwoning der jaarlijksche bijeenkomst van de leden der alhier sinds eeuwen bestaande Broe­derschap of Gilde van St. Anna. Even als het vorige jaar (zie onderaan blz. 69) had zulks op Maandag 25sten en Dingsdag 26sten Julij, wanneer ook mijne vacantie begonnen was, plaats. Ieder die deze feestelijke Vereeniging als Vreemdeling komt bijwonen wordt door de daarbij behoorende vrouwen een kransje van bloemen, enz. vervaardigd en op het hoofd gedaan; waarvoor zij van den gekroon­den eene kleine gift bekomen.

Geen lid van het Broederschap zijnde, gebeurde mij eveneens. Echter werd ik, na een poos tijds, met een zeer fraai en grooter bloemenkransje verrast, hetwelk men mij met geestdrift, ter vervanging van het eerst ontvangene aanbood; en waarmede ik, zeiden zij, als Meester gekroond werd; want, niettegenstaande ik, tot hiertoe, mijne benoeming aan zeer weinigen had bekendgemaakt, waren zij er (zo als bleek) nogthans van bewust. Ik wilde hun dan ook, zoo veel mogelijk, wederkeerige vreugde verschaffen en, ten blijke van wedervriendschap, voor deze extra gemaakte versiering, eenig geldstuk schenken, waarover zij mij hunne dubbele tevreden‑ en dankbaarheid betuigden.

En inderdaad, zij deelden zigtbaar in mijne blijdschap; ook ontving ik van menigeen nog eenvoudige, doch welgemeende felicitatien. Doch genoeg, ik betuig nimmer een feest te hebben bijgewoond, waar ik zuiverder genoegen heb meegemaakt, dan onder de Leden der Gilde te Westerhoven toen hartelijk gevierd.”

In 1843 werd Meester Panken lid van het Gilde en ook dit gaf hij aan in zijn dagboek. Hij verhaalt eerst de ontvangst van de bisschop in Westerhoven op 12 juli, waarbij ook de gilde is en daarna de gildedag.

“Dingsdag en woensdag, 25 en 26 Julij, woonde ik weder, met zeer veel vermaak de jaarlijksche Vereeniging der Leden van St. Anna‑ Gilde bij. Ik begaf mij alsdan mede als lid onder dezelve. Dewijl men mij met eenige plegtigheid inhuldigde, onthaalde ik de Oversten derzelve met een glas wijn. Dit alles had eerst Dingsdags nam. plaats. Den volgende Zondag nam. waren de leden ook eenige uren vereenigd. Met het begin van dit Gilde‑feest namen tevens mijne vacantiedagen, zijnde 5 weken, eenen aanvang, welke ik grootstgedeeltelijk te Bergeijk door­bragt.”

Mr. Panken zou lid blijven tot aan zijn dood in 1904.

Panken heeft veel geschreven, ongetwijfeld ook over ons gilde, maar helaas is weinig bewaard gebleven hiervan. Wel schrijft hij dat in 1886 de toenmalige hoofdman en de 1e deken kort na elkaar stierven. Vanaf dit moment wordt een nieuw kasboek bijgehouden, dat nog altijd bewaard is gebleven. De nieuwe hoofdman werd de volgende burgemeester van Westerhoven die lid was van het gilde, Joseph Baken Lz. Hij komt op de ledenlijst van 1886 voor als 6e lid. Of de gilde al die tijd zoveel leden heeft gehad is niet bekend, maar in 1886 had men 60 leden.

In 1888 was het nog beter. Panken schreef hierover:

“Den 23 en 24 (juli) teerde ik ’s middags te Westerhoven bij gelegenheid der jaarlijksche bijeenkomst der leden van de Sint Anna‑Gilde aldaar, welke uit nagenoeg een 80 tal bestaat, behalve vrouwen.” Als men ziet dat Westerhoven toen iets meer dan 500 inwoners had betekend het dat een tiende deel van de bevolking lid was.

Misschien had men net een opleving gehad, het is niet bekend, maar het ging goed met de gilde.

Alle bekende namen van Westerhovense mensen zijn erbij: Smolders, Kwinten, Kuijlaars, Schrijvers, Schellens, Adriaans, van Mierlo, Verhoeven, Neutkens, Sanders, van Hulsel, Houtappels, van Valen­berg, Hoeks, van Beek, Daris, Verhagen enz. En hieronder waren zeer notabele mensen.

Begin 1900 komen nog een aantal mensen bij de gilde, maar de tijd verandert weer. In 1904 gaat men naar Eindhoven naar het koninklijk bezoek van Wilhelmina, heeft men 62 leden. Dan is Joseph Baken nog hoofdman en Hendrik Schellens vaandrig. Maar tussen 1920 en 1930 begint men weer een nieuw tijdperk. Men heeft 50 leden, 7 nieuwe leden komen er bij en de crisis nadert. Peerke Gevers neemt het heft in handen. Hij zou vooral worden bijgestaan door Peer Moors, Frans van der Heijden Sr. en Nol Mollen. De tijden worden slechter en de mensen gaan weg of over­lijden. 40 leden gaan in deze 10 jaar weg of overlijden. De gronden die men sinds 1801 bezat werden verkocht en het geld of het restant werd op een bankboekje gezet. Veiligheid ? Volgens Jolles waren er in 1932 45 leden, volgens het kasboek waren er maar 29. En het liep verder terug.

In 1939 waren er nog maar 26 en de oorlog kwam. Na de oorlog stonden er nog maar 17 man op papier. Een dieptepunt voor onze gilde, maar zoals al eeuwen lang gedaan werd klom men ook hier weer uit. De jonge boerenstand kwam erbij en weer een nieuw tijdperk ving aan. In 1946 waren er weer 47 leden en in de opbouw na de oorlogsjaren werd de gilde zeker niet vergeten.

Het St Anna Gilde Westerhoven, deel 3

De oudste vereniging van Westerhoven en een onderdeel van de gemeenschap is het St. Anna Gilde.

Een geschiedenis over hen die ongetwijfeld ook de geschiedenis is van het dorp Westerhoven.

De geschiedenis van het gilde 1648 – 1760

Op 30 jan 1648 wordt de vrede van Munster getekend, maar voor de Meierij trat een tijdperk van verdrukking en plagerijen uit om wille des geloofs.

Op 16 juni 1648 kwam het bevel dat alle kerken binnen 8 dagen ontruimt moesten worden. De meubelen uit die kerken werden openbaar verkocht. De reformatie was begonnen.

Het katholieke geloof werd verbannen. In eerste instantie zullen vrome gelovigen enkele goederen gekocht hebben in de hoop ze later weer terug te plaatsen. In sommige gevallen is dat gelukt. In Westerhoven niet. Ook de bevolking en alles wat Katholiek was in de Meyerij probeerde men te hervormen, dus ook de gildes. De reformatie zou duren tot 1798 en heeft in anderhalve eeuw geen voet kunnen vatten. In 1741 gaf men al bijna openlijk toe dat 100 jaar reformatie in de Meyery geen zin had gehad.

Dat toen al een groot aantal gebruiken in zwang waren, blijkt uit het verbod van 18 december 1649 dat vertelde dat het papegaaischieten “hier te lande alomme gebruijckelijck ende allerlei schande en schaede veroorsaeckende” door de schuttersgilden zonder meer moest worden afgeschaft en verboden. De gildevaandels zouden moeten worden ontdaan van de gebruikelijke Bourgondische kruisen als ook de “santen ende santinnen” en de kleur van de sjerpen van rood veranderd in oranje.

Het St.Anna Gilde heeft nog steeds het Bourgondisch kruis, rood van kleur, in de vendels staan en draagt nog rode sjerpen.

Dat deze maatregelen toen ook niet hielpen bleek uit een verslag van 1656 uit Kempenland dat zegt:

“Sanderendaegs alst sondach was wel vroech aent trommelen ende alsoo met trom en vendelen getrocken naar Luycxgestel naer de kerck met veel schiettens van roers. Item als sy  thuys waeren gecomen ende wel gegeten ende getroncken hadden syn getrocken naer den boom om den papegaij aff te schieten, gelijck sy gedaen hebben.”

Er was wel iets veranderd, want tevens  werd geschreven dat: “Niettegenstaende also voorts  gegaen ende geschoten, maer altijts de maniere was, bij den tijt van den Coninck, dat den heer officier moste den eersten scheut doen ende schieten in den naeme van den Hertoch ende alsdan den boom bevrijden. Is sulcx altijt geschiet, maer in desen niet”

In Westerhoven lost tegenwoordig de burgemeester het eerste schot en bevrijdt zodoende de boom.

In 1665 en 1666 is er overlast door oorlog tussen de Republiek der Verenigde Ned. en de Bisschop van Munster. In 1672 trat een verzachting in en richten de katholieken in elk zijner parochie schuurkerken of bedeplaatsen in. Westerhoven bouwde zijn schuurkerk in 1674 en wel in de Lindenstraat aan de achterzijde van de pastorie. Op het kerkplein (tussen de kerkstraat, Beukenlaan en Berkenstraat, werd later de school gebouwd, wat er nu nog staat. Maar ook begonnen in 1672 weer de contributie’s voor de coalitie‑oorlog van 1688 tot 1698. En ook Westerhoven heeft dit gemerkt want in december 1688 staken de fransen 10 dorpen in brand, waaronder Reusel en Bladel maar ook Westerhoven en Riethoven.

In 1672 trat een verzachting in en richten de katholieken in elk zijner parochie schuurkerken of bedeplaatsen in. Westerhoven bouwde zijn schuurkerk in 1674 en wel in de Lindenstraat aan de achterzijde van de pastorie. Op het kerkplein (tussen de kerkstraat, Beukenlaan en Berken-straat, werd later in de 19e eeuw de school gebouwd, die er nu nog staat.

Maar ook begonnen in 1672 weer de contributie’s voor de coalitie‑oorlog van 1688 tot 1698.

In december 1688 vielen de Fransen de Meyery binnen en brandden aldaar een tiental weerloze dorpen af. Van Bergeyk en Riethoven is bekend dat een aantal doopregisters verbrand zijn in die tijd. Ook in Westerhoven was men geweest, maar het is niet bekend hoeveel schade er was toegebracht.

Er was ook verzet tegen de brandschattingen van de Fransen. Het gevolg waren aanvallen in 1694 op o.a. Eersel, Hapert, Duizel, Bladel en Reusel. Het is niet bekend of ook Westerhoven hierbij was. Uiteindelijk werd de Vrede van Rijswijk getekend in 1697 die duurde tot 1702.

10 augustus 1702 was een rampjaar voor Westerhoven en de gehele Kempen. Het leger van de Koning van Frankrijk, 10.000 man troepen, trok ten strijde en bivakeerde in onze streek. Westerhoven had in die tijd 500 inwoners.

Men verhaald hierover:

“Het ganze leger verspreid zich over Eersel, Bergeik, Duizel, Steensel, Rijthoven, Westerhoven, Veldhoven, Eindhoven en omliggende dorpen. Het heeft 12 dagen gelegen, terwijl de generaals en verdere officieren en onderhorige ruiters en soldaten alle huizen en woningen innamen en bezet hielden, zoodanig dat niemand in zijn huis kon blijven, maar dat alle de arme ingezetenen naar elders moesten vluchten en zich in spelonken, holen en in de grachten der velden en bosschen verbergden, latende alles wat zij van den eersten roof nog over hadden, ter prooi der vijanden en woedende krijgsvolk, dat alle meubelen, granen, beesten, paarden, vee en verder alles wat zij vonden, uitgeput, geroofd en met geweld ontvoerd hadden, zodat de dorpen ten volkomen ondergang werden gebracht.”

Als men nog wat overgehouden had van het geweld dat door deze streek getrokken was, dan was dit wel nagenoeg het einde. Na deze overval was meer dan 80% van Westerhoven armzalig en had helemaal niets meer.

Ook het gilde zal vermoedelijk op sterven na dood geweest zijn. Het oudste goed, de rouwpiek, heeft men mogelijk na deze datum te pakken kunnen krijgen als vervanging van vroegere. Meer had men niet meer. De gilde suddert nog even door en was er nog iets geweest dan is het in 1747 verdwenen toen de Fransche partijganger Fischer een brandschatting eiste van het dorp. Men heeft vermoedelijk alles bij elkaar geschraapt wat men nog had om hieraan te ontkomen.

In de gilde documenten wordt vermeld dat het gilde omstreeks het midden van de 18e eeuw verdween. Toch ziet men dat een gildebroeder trouw blijft aan zijn zaak, want ongeveer 10 jaar later volgt de heroprichting in 1760 en begint men met goede moed en vol vertrouwen weer aan het gilde.

2019

Jacques  van Veldhoven