Meester Panken, deel 24

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

Den 16 in 1859 is een prachtig grafmonument boven de rustplaats van pastoor van de Westerlaken geplaatst, hetwelk ik de volgende dag heb bezichtigd.

1890

13 te Westerhoven zijnde richtte men er eene tent op bij de w. C. Schellens (tegenwoordig ’t Wapen van Westerhoven) bij gelegenheid van het te houden concours van den doelen op de Zondag.

Er waren zeer vele gezelschappen en vreemdelingen tot dit feest opgekomen: entreegeld overtrof ver de gemaakte kosten door den doelen gemaakt; de harmonie had ook ’t feest opgeluisterd.

1890

Te Westerhoven toefden we geruimen tijd in herbergen wegens de kermis. Aldaar is nog diezelfde week, vrijdag

 17 des morgens half 6 ure brand uitgebroken in het woonhuis van den landbouwer G. Peels op den Heuvel langs het Keulse pad. Hij kon zich nauwelijks met zijne vrouw redden. De geheele inboedel, waaronder 4 stuks vee is verbrand. Een en ander was slechts laag verzekerd.

Te Westerhoven stierf op 1 juni 1891 mijn vriend en achterneef Norbertus van Hooff, die, alsook zijne talrijke broers en zusters, van zijne brave ouders eene christelijke opvoeding genoot. De vroomheid was hem eigen. Geen smetten kleefden hem aan. Hij werd te Duizel 26 juli 1817 geboren: zijne vrouw Elisabeth was den zuster van den burgemeester J. Baken te Westerhoven.

De Influenza

Jan. 1892

Deze gevaarlijke ziekte heerschte op erg vreeselijker wijze te Bergeijk en elders dan 2 jaren geleden. Zij bestond reeds in de 9e eeuw en woedde van de 14de, in verschillende tijden van Europa. Zwakke en oude leden worden er ’t meest door aangetast en moeten het dan grootendeels door den dood bekoopen. Kinderen en jonge lieden bleven bij deze laatste verschijning deze epidemie nagenoeg onaangetast. In de eene gemeente of landstreek verscheen zij eenige dagen of weken vroeger dan in eene andere. Ruime eene maand lang, van het laatst van december tot februari verspreidde zij angst te Bergeijk. Nadat vooral in de laatste dagen des jaars een betrekkelijk groot aantal personen bezweken waren, stierven er in de 12 eerste dagen van 1892 elf; verscheidene dagen zijn er, alleen op het Hof, twee lijken op één dag begraven: het aantal overledenen in de gansche gemeente bedroeg in januari 15.

Binnen weinige 9 dagen werden de bejaarden broeders Josephus en Nicolaas van Mierlo te Westerhoven naast elkander begraven.

Met den bemiddelden Peter Joh. Schellens te Westerhoven, den 25 jan overleden onderhield ik 51 jaren bestendige vriendschap. Niettegenstaande hij den leeftijd van 84 jaren en bijna 9 maanden mocht bereiken had hij geen gebreken des ouderdoms: hij stierf aan koorts. Zijne vrouw was ’t vorig jaar op den dag waarop hij begraven werd, overleden.

De volgende keer gaan we weer verder met Meester Panken.

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 23

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

Op 3 dec 1889 was pastoor J.M. van de Westerlaken overleden.

Zie Mr. Panken deel 22.

De nieuwbenoemde pastoor te Westerhoven de eerw. Heer Van Weert, kapellaan aan ’t Heike te Tilburg kwam 13 dec te Westerhoven en hield er op de 15e zijne aanspraak of inleidingsrede.

De talrijke en schoone meubelen van den overleden pastoor zijn op de 18e verkocht; ik woonde deze verkooping bij, zijnde deze de vijfde welke op de pastorie sinds 1840 geschiedde en ik alle gedeeltelijk bijwoonde. Ook was ik bij de begrafenis van al de pastoors en oud-pastoors (5 in ’t getal) die er op het tegenwoordige kerkhof rusten, tegenwoordig.

Moorden zijn er niet veel in die tijd. Maar Mr. Panken beschreef er een zeer uitgebreid gepleegd in Luiksgestel die ik jullie toch niet wil onthouden. Hij schreef:

Op Zondag 15 dec 1889 heeft de landbouwer W. Stoeldraaijers geboren te Valkensweerd en sinds vele jaren te Luiksgestel op de Rijt wonende zijn nicht Catriena van den Berg met een zeel gewurgd. Hoezeer eene menigte nieuwsbladen de bijzondere omstandigheden van dezen vreesselijken moord mededelen, zal ik er hier eenige verhalen.

De vermoorde, eenig kind, verloor zeer jong zijnde, hare ouders en kwam daardoor in het bezit van een tamelijk groot vermogen, hetwelk steeds haar oom W. Stoeldraaijers onder zich had. Van haar 4e jaar woonde zij steeds bij hem. Uitnemend, werkzaam en vroom verrichtte zij er velerlei bezigheid, hoezeer zij slechts in de laatste jaren eene huur verkreeg. Daar S. Meende, dat hij, wanneer zijne nicht huwde, de gelden met “verloopen” intrest zou moeten terugschieten, rijpte bij hem het plan haar van kant te helpen. Toen hij onder de hoogmis op genoemden dag, opzettelijk met haar alleen te huis bleef, gelastte hij haar hout in de schuur te halen en wierp haar een groot touw in den mond en om den hals, zoodat zij smoorde. S. had reeds een paar huwelijksplannen zijner nicht verijdeld, doch thans zou zij eerdaags met Lamb. de Krom, een braaf jonkman uit Bergeik huwen: de wederzijdsche noodige papieren en kleederen bevonden zich in orde. De Krom ontstelde toen hij des zondags en ook de volgende dagen zijne aanstaande bruid niet thuis trof. Aanvankelijk zei S. Dat zij zich onverwacht op reis, misschien naar een klooster had begeven. De Krom, achterdocht voelende, gaf van haar verdwijnen, kennis aan de politie. S. werd woensdag 18 op het raadhuis en voorts naar de caserne te Bergeik gebracht, waar hij den moord bekende en onmiddelijk naar Luiksgestel gevoerd zijnde, het onder het hooi liggende lijk toonde. De vrouw van S. was ook dien dag naar de caserne gevoerd, doch op verklaring van hem, dat zij en hunne 2 zonen onschuldig aan den moord waren, vrij gelaten. De 19e is namens de rechtbank uit ’s-Hertogenbosch het lijk te Luiksgestel geschouwd.

Vrijdag ochtend 20e ten half 8 ure  verliet de geboeide moordenaar onder geleide van marechaussées de caserne te Bergeik, opgewacht en meegeloopen door niewsgierige en honende liede, wat ook te Westerhoven, waar hij vele jaren vóór zijn vertrek naar Luiksgestel woonde, het geval was. Te Valkenswaard moest hij nog meerder spot verduren: men dreigde hem er erg te mishandelen, zelfs te linchen. Geen mindere bedreigingen deed men te Luiksgestel, alwaar des maandags, dinsdags en woensdags honderden personen in de straten, vooral bij de woning van S. en het raadhuis heen en weder gingen; want de verontwaardiging en ontsteltenis is groot en algemeen. Ook toen hij te Eindhoven om zijnen weg naar ’s-Hertogenbosch te vervolgen, stil hield en van trein wisselde werd hij erg beschimpt en gehoond. In’s-Bosch heeft 24e een stil verhoor nopens de moord plaats gehad. Toen ik vrijdag namiddag 20e mij ten noorden van Bergeik in mijner mastbosschen, ruim 1 uur afstands van Luiksgestel bevond, hoorde ik duidelijk het luiden der torenklokken en veronderstelde direct dat men er de vermoorde begroef. Ook ik werd zeer getroffen. Later vernam ik dat mijne meening gegrond ware. Op dien dag kwamen 2 paters Capucijnen te Luiksgestel gedurende 10 dagen eene missie geven. Zondag 22 werd in de kerk oa.a medegedeeld, dat den volgende dag de uitvaart voor de vermoorde zou geschieden, waarbij alle parochianen ter mis-bijwoning genoodigd werden. Zij verschenen schier alle en waren innig aangedaan bij de lijkrede onder de mis en de beide toespraken op ’t kerkhof aan het graf der goede, onschuldig vermoorde jonge dochter. Ik zou deze treurige plechtigheid hebben bijgewoond, indien ik er tijdig kennis van gedragen had.

De volgende keer gaan we weer verder met Meester Panken.

Jacques van Veldhoven

Westerhovense namen, deel 6

Namen. We gebruiken ze alle dagen.

Waarom hebben we namen en waar komen ze vandaan. In een paar delen zal ik trachten uit te leggen wat ik van namen weet of denk te weten.

De meest voorkomende namen met akkers, beemd en bogt hebben we besproken in de voorafgaande delen. Daarbij kunnen we met genoemde achtervoegsel vrij redelijk aangeven waar die grond lag.

Blijven nog de achtervoegsel Veld, Bos, Broek, Euwsel, Voort en dijk. Veld, Bos,Voren en Dijk zijn nog goed herkenbaar.

Broek is drassig hooiland, Voort is een doorwaadbare plaats, Euwsel is grasland van mindere kwaliteit, meestal bestemd als grasland voor vee.

Gebruikte namen zijn:

Het Hoeverbroek, Nieuw erf aan het Ganzenbroek, Den Dooyvaart of voort, De Swaanvoort,

de Kortevoren, Eeuwsel, ouden Dijk, den Heijerdijk , aan den Heyerdijk,  aan de Heijde,

Het groot Heyvelt; het Kwaadveld; het Wortelveld, het Heyveld, de korte Voren, Hoogbosch, Braambosser Mastbos, Jensmoeten bos, op Braambosch, het mastbos aan de heyde, het Dennenbosch, het Heesterbosch,

Daarnaast zijn er ook veel veelal ludieke namen, die niet verwijzen naar de grond, maar naar een persoon of een straat. Hierbij zijn schitterende namen, die waarschijnlijk naar de eigenaar van grond zo genoemd werden. Of naar de locatie werden benoemd. Het “binnenland”  b.v. was het gebied achter de boerderij van Nol Hoeks aan de Heijerstraat tot aan de Kerkebochten. De zandweg daar heeft nog steeds die naam. Lees de namen maar eens door en mogelijk herken je nog enkele namen. Voor de meeste genoemde namen is de exacte  lokatie bekend. Maar of het perceel nog zo heet?

De namen zijn:

Aan de Herbaan,

den agtersten kok; de kok; de voorsten kok;

de Koolman; de Peltman;  de Kusterman, den Hageman, de Lommelman, den Lekeman, den Truyman, de Pelterman, de Klessert,

de Graauwgragt; de Hoeven; de Zandkuil; het Veurt; Eeusel;  de Zantsteger; de Swaan; de Deel; het Beeke; In d’Erperstraat; De Kivit; den Drossaard; Het oud Aanslag; de nieuwe erf; het Aanslag; den Hoek, de Waterkuyl, het Binnenland, de Kuypersmortel, de Ketelbuter,

De nieuw erf aan de Heyde, de nieuw erf aan de Heuvel,  de nieuwe erf over de Brug,  Aan de Heyde, den Driehoek, het half lopense, het agterste leppetje, Martekoppen, het Haaske, den Reen, de Zeth, de Huisplaats, aan het donkerstraatje, het geene stuk, het Arondaal, de Dreef, in de Rijen, den Heereweg, de Lovenshof, Op Loven, de Klier, de Streep, het Heyveld, den Doornboom, de Vlag, de Hoef, den Dungenshoef, Schippershof, den Krommenhurk, de Waterkuyl, op Loven, het Aangelag, de Streep, de Peg, de Zet, de Liber, de Bus, de Schetter, het land over het Pat, de Rijen, de graauwe Gragt, aan de Heuvel, de Zanthoef, de Hoef of Halven hof, aan het Hofke, het Heufke, de Zantkuyl, de Waterkuyl, het land van Jan Willems, het land de Steven, het land aan het Hofke, de Mortel, de Kievit, de voortse Steld, de lange Steld, het Veurt, de nieuwe erf, de Poort, de Zantvlieger, den Dries, het Lopense, de Reep, de Klissert, het half Aangelag, het Aangelag ten noorden van de Keulse Pat, de korte Voren, de Schetter, het geene Stuk,

Prachtige namen die na de invoering van het Kadaster in 1832 niet meer noodzakelijk waren om de grond een naam te geven. Immers, er was nu een kadasternummer. Westerhoven was verdeelt in A1,A2 en A3 en B1, B2.

A1 is het gebied  boven de rivier (richting Riethoven) vanaf de grens met Bergeijk tot aan de Heuvel. A2 is het gebied boven de rivier vanaf de Heuvel tot aan Braambos. A3 is het gebied vanaf Braambos boven de rivier tot aan Dommelen (met de scheiding de rivier)

Onder de rivier is het gebied verdeeld in 2 delen. B1 is vanaf Bergeijk tot aan de Borkelsedijk en B2 is vanaf de Borkelsedijk tot aan Dommelen.

Zoals ik ook al eerder vernoemde is het boek: Westerhoven, Riethoven, Borkel en Schaft in Kaart een zeer uitvoerige beschrijving van de namen in de tijd van de invoering van het kadaster in 1832.  Voor wie interesse heeft.

Jacques van Veldhoven

Westerhovense namen, deel 5

Namen. We gebruiken ze alle dagen.

Waarom hebben we namen en waar komen ze vandaan.

In een paar delen zal ik trachten uit te leggen wat ik van namen weet of denk te weten.

Het 2e meest gebruikte achtervoegsel was: Beemd.

Waarmee bedoeld worden de graslandpercelen in een beekdal.

Er waren:

Het Broekbeemdje, de Keersopperbeemd, de Legenbeemd, het Elensbeempje of Elemstbeempje, den Eykerbeemd, de Dommelbeemde, het Klotbeempje, den Voorsten beemd, Jan Nevenbeemd, Tonabeemd, den Armebeemd, de Plasbeemd, den Bruersbeemd, de Lijntjesbeemd, den Boelenbeemd, den Broekbeemd,  den Krommenbeemd, den Woutenbeemd, Kuypersbeemd, den Heyerbeemd, den Broekbeemd, het voorhoofd voor den Heijerbeemd, de loversebeemd, halven Achtersten beemd, de Passiebeemd, den ouden Dijkbeemd, den Molenbeemd, den Begijnenbeemd, den Grooten beemd, den Legenbeemd, den Dijkbeemd, Groot Abeemd, den Bruersbeemd, Klijnbeemdje, den Abeemd of Copkesbeemd, den Jennenbeemd, de Heerkensbeemd, den Schoorbeemd, den Beemd, hogen of Schoorbeemd, den Goeien beemd.

De meeste percelen met “beemd” liggen en lagen vanaf de lijn: Heijerstraat, Provincialeweg, Hoeverstraat, Loveren, en dan in de richting Keersop. Het Zuidelijk deel van Westerhoven dus.

Bogt of bugt zijn uit heide ontgonnen en rondom geheinde percelen. Andere verklaringen zijn: een met staketsel omheinde ruimte voor vee of  als akkernaam een door heggen of houtwallen besloten perceel. Kenmerk is in ieder geval de omslotenheid.

Er waren:

Den Middelsten bogt, de Legenbogt, den Kokkenbogt, de Groten bogt, Schepelenbogt, den Heybocht, de Voorsten bogt, de Achtersten bogt, het Eerste bugtje, het Tweede bugtje, in de Bugt, de Legen bogt, den Wittenbogt, den Hansenbogt, het Bugtje, den Bogt, den Hogenbogt, den Slissenbogt of Hissenbogt, den Heybogt, den Klasenbogt, den Kerkenbogt, den Huypenbogt, Ballenbugt, Theus Huypenbogt, den Martensbogt, den Jakenbogt, Blokskenbogtje, de Huypenbogt, de Huypen of Heybogt, het Eykerbogtje, Bergeyks bugtje, den Heyl of Hogenbogt, de Suikerbogt, den Dielis of Molenbogt, den Hansenbogt, den Huypenbogt, den halve Hansenbogt, of Steeve, Kortjesbogt.

De meeste percelen met “bogt” of bugt”  lagen tussen aan de noordkant:  Ekkerweg, dan Kerkebochten, Lijkwech, Schepelenbochten, Varkensakkers richting Keersop en aan de zuidkant: Keulsepad, Dorpstraat, Hoeverstraat, Loveren, Braambos. Kortom het middelste deel van Westerhoven.

den Elvenberg; den Noordenberg; den berg, den Agtersten Noordenberg, den Voorsten Noordenberg, den Elvenberg, den Voorsten Elvenberg, den laatste Elvenberg.

Deze namen zijn te vinden ten Noorden van Braambos, richting Keersop. De Varkensakkers komt er op uit. Daar lagen veel heuvels met daaronder 3 bergjes:

de Noordenberg, de Elver, Elvenberg of Alvenberg en de Duvelsberg. De eerste 2 zijn geheel glad gemaakt, op de Duvelsberg staat het Polvokamp en zitten de padvinders.

In dit gebied (voornamelijk gemeente Riethoven) zijn heel veel grote en kleine grafheuvels gevonden, die voor de 2e wereldoorlog al onderzocht zijn toen het gebied geëgaliseerd werd. In deze bergen woonde de kabouter koning Kyrie.

De volgende keer het laatste deel over namen. Prettige vakantie alvast

Jacques van Veldhoven

Westerhovense namen, deel 4

Namen. We gebruiken ze alle dagen.

Waarom hebben we namen en waar komen ze vandaan.

In een paar delen zal ik trachten uit te leggen wat ik van namen weet of denk te weten.

Het algemene en 2e deel van een naam  heeft dus meestal een vaste betekenis.

Akker, bos, heide, heuvel, berg en veld spreken voor zichzelf.

Straat:  De meeste verbindingswegen worden straat genoemd, maar vaak oudere en belangrijke verbindingswegen werden dijk genoemd.

Beemd: hooiland

Broek: moeras of drassig hooiland.

Busselke: bosje, struikgewas.

Doleg: ontwaterd moeras.

Dries: bij huisdries is het een stuk grond dat niet ver van de woning lag en meestal grasgrond voor vee was.

Groes: gras

Voort: ondiepe doorwaadbare plaats.

Aangelag: het aangelegen bouwland.

Bocht Bugt of Bogt: 

Een met staketsel omheinde ruimte voor vee. Een door heggen en houtwallen besloten perceel.

Enkele oude veldnamen die Westerhoven heeft gehad voor 1832 zijn:

De Sluiswijk en Molenwijk en in verband hiermee de Wouter Toyaerts beemd.

De Hornebeemd die lag achter de Loeverbossche

Kerchove nabij de oude kerk ; Boxvoert; die Hoernebeemd;
Loeverbossche; Loeven; Loven; aen den Heyerdijc; Van den dijc; die Weert; Bossche; de Bruggen; die Maeye; de Venne;
Van Bree; den Meussenacker

Maar de meeste oude veldnamen zijn pas genoteerd in het toen opgerichte kadaster van 1832. En op dat moment was ook duidelijk waar de akker precies lag, want het kreeg een kadasternummer. De eerste beschrijving was dus belangrijk omdat toen het kadasternummer en veldnaam samen gebruikt werden.

Uiteraard zijn er een heleboel namen met “akker”.

De meeste akkers lagen ten noorden van Westerhoven richting Riethoven. Een aantal namen zijn:

Den Herselsakker; Jan Geraerds akker; De vrouwkesakker; Den voorsten Westerhovense akker; Den Dirksakker;

De Lijsman of Krommenacker; de groten akker; den rijtakker; 

de koolakker; het Rijthovensakkerke; het drayakkerke; ballenakker; willem van houtakker; den tonenakker;

de Lenteakker; den armenakker; theus vlasakker;

den langen akker; den Tonenakker, de Lenteakkers,

den Armenakker, Theus Vlasakker, den Langenakker, Driekenakker, Nol Boerenakker; De Kuypersakker;

Jan Dingensakker of Drieskeakker; Den grote akker;

De Bergeijkse- of Langenakker; Den Daalakker;

De Mortelakker; den akker tussen de weg;

Het Klijnakkerke of Maatakker;

De pepernoot of Maatsakker;

Den Hersels of Westerhovensen akker; Den Eykerakker;

Den Heyerakker; Den Lenteakkers; den Rijakker;

Den Grotenakker; Den Dungens of Langenakker;

De Lijntjesakker; Den Thusakker; Den Eijkerakkers;

De voorste of Lijntesakker; De Keyzersakker;

De Theusakker; Den Kerkenakker; Den Riethovensen akker;

Het Klynakkerke; De voorsten Teusakker; Den Smitsakker; Den Lenteakker; De Grootenakker; De vrouwkesakker;

Den Hogen akker; Den Hellekensakker of Haas;

Den Bartelsakker; Den Eyker of Lange Akker;

Den Langen akker; De Petersakker of Dorenboom;

Den Hoekakker; Het Heerkensveld of Mossenakker.

Misschien zijn een aantal namen nog blijven hangen en komt er een zucht van herkenning. Mogelijk zeker bekend is de Nol Boerenakker, die in het bezit was van de Biegult. Op dit moment heeft de Biegult  nog grond richting Heijerstraat/Ekkerweg. Maar de Nol boerenakker lag links van de oude weg van de oude kerk naar Boshoven. Deze zandweg liep van het evenemententerrein parallel aan de Heuvel.

Opmerkelijk is ook de Keyzersakker. Van Iemand genaamd “de Keyzer” of heeft het St. Annagilde zeer lang geleden toch een keizer gehad?

Op Topografische landkaarten worden maar enkele namen genoemd.  Er worden, van Bergeijk naar Braambos,  de Rijtakkers; De Lange Akkers en de Daalakkers genoemd.

De Rijtakkers naar de Rijtjes, een klein riviertje waar Riethoven (Rijthoven) zijn naam aan te danken heeft.

De lange Akkers zal met de vorm te maken hebben.

En de daalakkers was het gebied ten noorden van de huidige Zandstraat en Varkensakkers. Tussen de Heuvel en Braambos. De Oude kerk tegen het evenemententerrein was op een heuvelrug gebouwd, daarna ging het flink omlaag en dus kregen die akkers de naam Daalakker. De Voort die daar ook is betekent: doorwaadbare plaats. Dus flink gedaald.

In het Boek: “Westerhoven, Riethoven, Borkel en Schaft in Kaart”, zijn al die namen vermeld met, indien mogelijk, een verklaring hiervan. Zeer interessant om te lezen.

De volgende keer gaan we verder hiermee.

Jacques van Veldhoven

Westerhovense namen, deel 3

Namen. We gebruiken ze alle dagen.

Waarom hebben we namen en waar komen ze vandaan.

In een paar delen zal ik trachten uit te leggen wat ik van namen weet of denk te weten.

De voorafgaande delen waren ter inleiding van de straat en veldnamen in Westerhoven. Een aantal hiervan zijn goed te herleiden of hadden in oudere stukken een iets andere naam.

Zoals vermeld bestaan de meeste namen uit twee delen; een algemeen en een bijzonder deel.

De Ekkerweg heette vroeger Akkerstraat. Twee delen: Akker en Straat en betekend gewoon de “weg naar de akker”.

Het boek over Westerhoven is genaamd: “tusse de haai en d’ekker”,  wat betekend tussen de heide en de akkers.

Het gebied tussen Westerhoven en Riethoven waren de akkers en het gebied  ten zuiden van Westerhoven was de heide.

Door deze namen te gebruiken geef je al direct aan waar je moet zijn. Het algemene deel van de naam. Dit is meestal het 2e deel van de naam.

De Hoeverstraat komt van de straat naar of van de Hoef.

De Hoef komt weer van hoeve of boerderij maar die waren er natuurlijk wel meer. Echter in de Hoeverstraat heeft een zeer oude cijnshoeve gestaan van de abdij van St. Jacob te Luik.

Deze boerderij werd “de Hoef” genoemd en zal aan de buurt en straat zijn naam gegeven hebben.

Loveren komt van Loo hoven. En Loo hebben we al eerder genoemd.  Een open plek in bossen of op hogere zandgrond.

Met die open plek denk ik is de kruising Hoeverstraat, Provincialeweg, Loveren bedoeld, zijnde  het oude centrum van Loveren.

De Heuvel heette vroeger de Heerstraete, wat refereert aan een mogelijk kleine romeinse zandweg die naar de Limes ging.

De grote Heerbanen van Romeinen zijn goed bekend, maar er waren natuurlijk ook veel kleinere zandwegen die door de Romeinen werden aangelegd. 

De Heuvel zelf was een locatie en een verhoging ongeveer tussen de kruising Heuvel-Beukenlaan en Heuvel – Schepelenbochten. Hier ontstond een klein gehuchtje met die naam, wat later de naam aan de straat verleende.

De Heijerdijk en Loverensedijk zijn de wegen naar de Hei en naar Loveren. De achtervoeging “dijk” is een oude benaming voor weg.

De Aarperstraat komt van Erperstraat en heeft niets met een erpel of aardappel te maken maar betekent mijns inziens de weg of straat naar “Erp”.  En Erp is een zeer oude benaming voor een dorp en komt waarschijnlijk van terp wat verhoging of heuvel betekent. Bekend is dat het oude centrum van Westerhoven in de kop van de Aarperstraat lag op de kruising met de Lange akkers en lenteakkers.

Daar ligt ook een heuvelrug die komt vanaf Bergeijk en eindigt nabij het evenemententerrein. Op deze heuvelrug is de oude kerk van Westerhoven gebouwd omstreeks 1250.

Johan Biemans komt in hun boek “Westerhoven, Riethoven, Borkel een Schaft in kaart” uit op D’erpstraat, dialect van Dorpstraat. In oude geschriften vind hij terug “geen derp”, “in de derper straete” en “gehugt Derperstrat en Hey”

Hij trekt een vergelijking met de “Dorpsstraat” in Hasselt die vroeger “Derrepstroat” heette. Derpstraat zou dus de weg naar Derp of Dorp zijn.

Maar eigenlijk zeggen we hetzelfde. Etymologisch betekend Dorp nederzetting en is het afgeleid van Thorp, wat weer van terp komt, zijnde een heuvel. En we weten dat aldaar een heuvelrug was. De hogere drogere grond. Maar omdat de achtervoeging “hoven” pas na 800 gebruikt werd, is mijn mening dat Westerhoven daarvoor Erp geheten heeft. En Erp (afkomstig van terp) is wel een zeer oude benaming.

De Lijckwech was het zandpad dat naar het kerkhof ging.

Wel het kerkhof van de oude kerk in de akkers. Het is het zandpad dat aan de rand van het evenemententerrein loopt aan de zijde van de provinciale weg 317. Dit zandpad loopt er nog van de Lange Akkers naar de Heuvel en komt uit onder de levensgrootte  letters Westerhoven.

Boelebusseweg. Ik zeg vaak hiervan dat het gewoon de weg is naar het buske van Boelens. Maar dat zou natuurlijk te makkelijk zijn.  Boele komt van Bol wat betekent week, moerassig. Boelebusseweg is dus de weg naar het bos in de Bolen, een moerasbos dus.

Ook Braambos was en is een eigen, oude buurtschap, (leefgemeenschap) met gronden daar omheen. Ook wel geschreven als Branbos, Braambos, Breambosch, Bramys, Bramess, Bramis. Maar aan te nemen is dat er een oud bos gestaan heeft dat terug gaat tot de middeleeuwen. Ter vergelijking, de mastbossen in de heide (kempervennen en Malpie) zijn gepland is de recessie van de vorige eeuw als werkgelegenheidsproject.

Volgende keer gaan we weer verder

Jacques van Veldhoven

Westerhovense namen, deel 2

Namen. We gebruiken ze alle dagen.

Waarom hebben we namen en waar komen ze vandaan.

In een paar delen zal ik trachten uit te leggen wat ik van namen weet of denk te weten.

Onze familienamen zijn pas sinds 1811 beschreven, maar zijn natuurlijk ook veel ouder.

In de 5e eeuw na Chr. hadden de meeste mensen in onze streken maar één naam.  Dat was toen meestal voldoende. 

St Willibrord  bv (omstreeks 700) kreeg gronden van voorname heren in onze streek . Onder andere van Aengilbald. In de giftbrief van hem stonden de getuigen genoemd: Onsbaldus, Eburvines, Edilhardes, Rotbertes, Etrele, Bertlinde. Allen met maar één naam. En met deze ene naam wist men ook wie het was.

Pas in de middeleeuwen werden dat er twee, een voor- en een achternaam of bijnaam. Globaal was dit na Karel de Grote omstreeks 800. Dit omdat er steeds meer mensen kwamen en we nog steeds wilden weten wie wie is.

Vergelijk het met ons dorp. Heel veel mensen heten Smolders en hoe houd je hen dan uit elkaar.

De voornaam en achternaam zijn dan  niet meer genoeg en dus komen er ook bijnamen, die weer aangeven van welke tak men afstamt. B.v. Overgrootvader Frans Smolders had diverse kinderen. O.a. Robert, Bert en Lucas. Kinderen van Robert werden de van Robberden. Bert kreeg een zoon Lucas en Lucas van Bert werden de van Luikenberte. Lucas van Lucas werd Luikske en vertakte zich verder naar de rode en de grijze Lucas. Ook is een tak die naar de moeder genoemd werd; Marta Gevers. Enz enz enz.

Dan kom je op een ander ontstaan van namen.

Mijn familie “van Veldhoven” komt uit Deurne/Heeze en omstreeks 1500 was meer dan de helft van Heeze familie.

Dus gaan voornamen een grotere rol spelen.  Er is bv Goort Bartels van Velthoven. Hij heette dus Goort en was de zoon van Bartel. Bartelszoon wordt Bartels. De “s” achter een naam is meestal “zoon van”.  In skandinavie spreken ze het nog uit: Johansson, zoon van Johan. In Nederland bleef het bij een “s”.

Bij veel vermeldingen uit die tijd wordt de familienaam “van Velthoven” niet meer vermeld, doch alleen de voornaam en van wie men afstamde. Het werd dus Goort Bartels.

Dit gaat zo steeds verder en bij het inschrijven in de burgerlijke stand in 1811 zijn veel van die “zoon van” namen de familienamen geworden: Bartels, Pieters, Janssens of Willems enz.  Ook verschrijvingen zijn er. Kwinten is namelijk fonetisch geschreven door de ambtenaar.

Want het moest zijn Quinten.  En deze naam komt uit de Teutentaal en betekend “erfdeel”. In Eersel deed men dit wel goed en daar zijn dus veel Quinten. In Westerhoven is het gewoon Kwinten.

Van Veldhoven moet zijn Van Velthoven, maar het dorp Veldhoven werd omstreeks 1800 inmiddels met een “d” geschreven en dus onze familienaam ook. Maar de “d” werd in het verleden niet of nauwelijks gebruikt.  Heel onze familie werd oorspronkelijk met een “t” geschreven.

Zo is Claas en Claes hetzelfde. Men kon vroeger geen lang klinkende a schrijven en dus schreef men ae. Hetzelfde met een lang klinkende o die schreef men oi. Zie ook Oisterwijk. De taal en het schrijven hiervan bleven zich steeds aanpassen.

De naam Smolders is op zich wel een vreemd verhaal. Smolders komt van “des molenaars zoon” Maar iedereen noemt de molenaar in Westerhoven “de mulder”.  En in Waalre zijn heel veel Smulders wonen, wat ook komt van “des molenaars zoon”  heet de molenaar “de molder”.

Je zou dus Smulders in Westerhoven en Smolders in Waalre verwachten. Maar zover ik terug heb kunnen gaan was er in Westerhoven alleen maar Smolders en geen Smulders en in Waalre alleen maar Smulders en geen Smolders.

De volgende keer verder.

Jacques van Veldhoven

Westerhovense namen, deel 1

Namen. We gebruiken ze alle dagen.

Waarom hebben we namen en waar komen ze vandaan.

In een paar delen zal ik trachten uit te leggen wat ik van namen weet of denk te weten.

We gebruiken familienamen, veldnamen, straat en plaatsnamen. Met namen willen we iets algemeens of specifieks aanduiden, zodat iedereen weet wie of wat er bedoeld wordt. Daarom bestaan namen meestal uit twee delen.

Een algemeen deel en een bijzonder deel. 

Mijn naam “van Veldhoven”  komt van Velt en hoven en betekent Hoeve (boerderij) in het veld.

We weten dus dat “hoven” van hoeve (boerderij) komt. Riethoven komt van Hoeve aan de Rijtjes. En de Rijtjes is een klein riviertje tussen Westerhoven en Riethoven.

Westerhoven is dus ook een Hoeve, maar betekent dan Wester?

Of komt dat weer van Westen? Of van Welten?

De Nooijer, Vangheluwe en Biemans, hebben recentelijk een boek over Westerhoven, Riethoven en Borkel & Schaft uitgegeven. Dit gaat over oude topografische namen en wat ze betekenen.

In dit boek is aangegeven dat het oude centrum van Westerhoven ongeveer op de kruising Aarperstraat-Lange Akkers gelegen heeft en dus ten westen van de oude kerk. 

Vandaar Hoeve ten westen van de kerk.

Dit is een mogelijkheid.

Maar dat zou betekenen dat daar voor 1250 niets stond!!! 

Er werd dus een kerk gebouwd en het gehucht op de kruising Lange Akkers – Aarperstraat ontstond pas daarna.

Of had het voor 1250 een andere naam? Je bouwt immers een kerk voor een gemeenschap en niet eerst de kerk en dan de gemeenschap.

In oude stukken staat ook een enkele keer Weltenhoven. En ook dit is een mogelijkheid.

Een “Wel “ is namelijk een bron en ons oudste monument is onze Valantinusput, zijnde een bron of wel.

En de Valentinusbron gaat veel verder terug in de tijd, mogelijk zelfs voor het begin van onze jaartelling.

Dus eigenlijk zijn we dus gewoon “Valentinushoven”.

Het is natuurlijk niet altijd zo simpel. Eersel komt van Eresloch en Steensel van Steensala. Ook hier zie je een deel algemeen en een deel specifiek. Het is Eres en Loch, waarbij Loch komt van Lo of Loo wat een open plek in een bos of hoge zandgrond betekend. Waar Eres vandaan komt is onbekend, maar dit is met de eeuwen Eersel geworden.

En Steensel wordt Steen en Sala, waarbij Sala een opslagplaats was in de romeinse tijd. Maar niet elke “sel” in de kempen komt van Sala !!!!  De anderen dorpen dus niet.

Deze tweedeling is er bij heel veel namen, maar vooral bij plaats en veldnamen. Logisch, want het kadaster waar we nu mee werken bestaat pas sinds 1832. Voor die tijd moest men dus mondeling aan kunnen geven waar bepaalde gronden lagen, of over welke personen of welke plaatsen men het had.

Volgende keer gaan we weer verder hiermee.

Jacques van Veldhoven

Mgr. Bannenberg, deel 4

DE WAARDE VAN DE PLAATSELIJKE TRADITIE

Mgr Bannenberg, geboren te Westerhoven in 1898 en gestorven als pastoor in Tilburg in 1967.

Dit is het 2e deel van het stuk van Mgr Bannenberg, wat ook over de Valentinuskapel gaat, gepubliceerd in Brabants Heem in 1949.

Genaamd : De waarde van de plaatselijke traditie.

De Valentinuskapel te Westerhoven

Sinds onheuglijke tijden trokken de gelovigen uit deze streken naar het H. Putje van de H. Valentinus te Westerhoven. Hoewel gelegen aan een stille landweg buiten de bewoonde kom van het dorp, op het gehucht Loven, midden in de velden en hoewel rondom dit putje elk stukje grond met zorg werd bebouwd, bleef dit driehoekige plekje grond (iedere zijde van deze driehoek meet ongeveer 8 meter) met het putje en beplant met enkele bomen, gespaard voor de bewerking van schop en ploeg.

Waarom al die opeenvolgende geslachten dit deden? Waarschijnlijk omdat deze plek hun eerbiedwaardig voorkwam en omdat het pelgrimeren naar deze put nooit werd onderbroken, noch tijdens de reformatie, noch ook toen een der parochieherders deze devotie openlijk afkeurde, omdat er historisch zo weinig van vaststond.

In de herinnering van de bevolking leefde voort de legende van Sint Valentijn als van een groot missionaris, die in deze streken het geloof verkondigde en die op zijn tochten langs de stoffige landwegen gaarne uitrustte bij de beek de Keersop en daar een bron deed ontspringen. En sindsdien vereren zij deze H. Put en gebruiken het water tegen allerlei kwalen, vooral tegen de kwade koortsen’ en tegen vallende ziekte.

Biddend trekken zij het gehele jaar door naar deze plek en naar men zegt zou hier oudtijds ook een kapel gestaan hebben.

Daarenboven is het een feit dat het H.Putje nooit droog staat, zelfs niet in de warmste zomer en dat de waterstand van deze bron ruim een halve meter hoger is, dan die van de vlakbij stromende beek. Men beschouwt deze gegevens wel niet als een wonder maar wel als zeer merkwaardig.

De historische ondergrond is deze: het was een gewoonte van missioneren bij de Ierse geloofsverkondigers om de plaatsen, waar een heidense cultus gebracht werd te kerstenen, door deze verering een christelijk karakter te geven. Zo deed men het bij de bronnen, welke door de heidenen werden vereerd als de’ oorsprong van leven. Zij werden door hen benut als doopputten voor deze christenen en als zodanig toegewijd aan een heilige. Zij mochten van dan af vereerd worden als de bron van hun bovennatuurlijk leven en getracht werd deze verering over te brengen op de heilige, aan wie de bron werd toegewijd.

Dit deed ook Sint Willibrord met verschillende bronnen; dat hij ook deze bron aan een heilige toewijdde, van welke hij op zijn reizen naar Rome de relieken meebracht en wiens naam hij aantekende op zijn Kalendarium is dus zeer waarschijnlijk. Merkwaardig is ook dat met deze H.Valentinus niet bedoeld is de H. Valentinus, Bisschop van Tongeren en martelaar (feestdag 16 Juli), maar de romeinse priester en martelaar (feestdag 14 Februari); ook op dit punt heeft het eenvoudige volk vastgehouden, tegen ander gezaghebbend advies in, aan de viering van deze heilige op 14 Februari.

Een bevestiging van de invloed van deze Ierse geloofsverkondigers op dit punt is ook dat deze heilige op dezelfde dag ook in Ierland en Engeland druk wordt vereerd en daar zelfs ook als patroon van de verloofden.

Herbouw Kapel.

Na de bevrijding ontstond bij de bewoners van het dorp, dat vroegtijdig bevrijd en gelukkig gespaard werd, het verlangen om iets uit dankbaarheid te doen. Het plan om ter plaatse van het H.Putje een kapelletje te bouwen vond gerede ingang. De Jonge Boerenstand zou het grondwerk verrichten en ook de nodige zwerfstenen, welke bij de ontginningen zeer veelvuldig voor de dag kwamen, verzamelen voor de fundering. Architect Valk ontwierp een zeer fraaie kapel en bezielde de ambachten om deze met liefde en zorg te bouwen. Ondergetekende vertelde een en ander over de historie van het geval en opper- de de veronderstelling, dat misschien wel de fundering van de oude kapel zou teruggevonden worden.

Bij het uitgraven van de grond voor de fundering stiet men spoedig op een massa puin, helrode veldovenstenen van groter formaat en stukken lei; nog dieper kwamen vier zware eiken balken voor de dag:

in de moerassige grond gedreven in een vierkant van ongeveer 2 meter waren deze balken naar onder aangepunt: lengte van 2.20 en breedte van 30 cm. Hier werd de bevestiging gevonden van de taai voortlevende traditie, dat ter plaatse eens een kapel had gestaan.

Sinds die tijd (1947) nadat de nieuwe kapel met grote luister werd ingezegend is de devotie tot deze heilige met het H.Putje zeer toegenomen.

PASTOOR G.P. J. BANNENBERG

Jacques van Veldhoven

Mgr. Bannenberg, deel 3

DE WAARDE VAN DE PLAATSELIJKE TRADITIE

Deel 1

Mgr Bannenberg, geboren te Westerhoven in 1898 en gestorven als pastoor in Tilburg in 1967.

Dit is het tweede stuk van Mgr Bannenberg, wat ook over de Valentinuskapel gaat, gepubliceerd in Brabants Heem in 1949. Het wordt geplaatst in 2 delen.

De waarde van plaatselijke traditie

Op de onlangs gehouden heemkundige studiedagen werd o.a. gesproken over de patroonheiligen van kerken en kapellen in deze streken en het was bij die gelegenheid, dat de voorzitter van Brabants Heem, pastoor W. J. C. Binck, opnieuw blijk gaf van zijn intense belangstelling in de geschiedenis van ons gewest, maar ook van zijn praktische zin, door zijn oproep aan de aanwezigen om de plaatsen van de verdwenen kerken en kapellen op te sporen en de historie ervan te achterhalen.

Bij deze opsporingsarbeid naar verdwenen bedehuizen heeft men een goed uitgangspunt in de lijst van kerken en kapellen in het Kempenland van 1400. Men weet dan tenminste welke kerken en kapellen er toen in 1400 waren. Doch men zal verder moeten onderzoeken de plaatselijke geschiedenis, terwijl toponiemen soms duidelijk de weg wijzen naar de plaats van een verdwenen kerk of kapel.

Zo is het o.a. in het dorp Borkel, waar het gehucht ,,de Kapel” de plaats aanduidt, waar oudtijds een bedehuis stond; zo in het dorp Westerhoven, waar de naam van de Kerkakkers met een landweg, de Lijkweg, herinneren aan een verdwenen kerk en kerkhof.

Maar men doet er ook goed aan de plaatselijke traditie niet te verwaarlozen, want hetgeen van generatie op generatie wordt voortverteld bevat meestal een kern van historische waarheid en geeft ’n vingerwijzing voor verder onderzoek.

’n Merkwaardig voorbeeld daarvan geeft de opsporing van de verdwenen kapel bij het H.Putje van Sint Valentijn te Westerhoven, waarvan het verhaal hier moge volgen.

Kerken en kapellen van het domein Eijke

Naast het langgerekte domein van de voorname Frank Aengilbald, begrensd door Dommel en Tongelreep, waarop vroegtijdig door bisschop Willibrord een kerk van O.L.Vrouw werd gebouwd, strekte zich uit een ander domein van onbekende herkomst, nl. Eijke (—1150), later Eijkelberghe (1283), nu het land van Bergeijk.

Dat dit domein oorspronkelijk een eenheid vormde blijkt wel uit de eeuwen- lang gehandhaafde verbondenheid op kerkelijk en burgerlijk gebied.

Op dit domein werd vroegtijdig gesticht de kerk van de H.Petrus, ter plaatse van het Hof, welks naam aanduidt de plaats van het slot of Kasteel van Bergeijk en welke momenteel de Lind heet.

Deze kerk werd een voornaam bedehuis, was oorspronkelijk een eigen kerk, waarvan de tienden en het collatierecht in de XIIIe eeuw toebehoorden aan het geslacht van Eikelberghe en de Benedictijnerabdij van St. Jacob te Luik. Verschillende priesters waren eraan verbonden om de zielzorg in deze streek uit te oefenen. Want de dorpen Luijksgestel, Westerhoven, Riethoven, Dommelen en Berkel behoorden tot deze oude parochie.

Reeds vóór 1400 had Luijksgestel een kerk van de H. Martinus, Westerhoven en Riethoven een Servatius- en Willibrorduskerk, die tot het midden van de XVe eeuw vanuit de moederkerk bediend werden.

Later kwam daar nog bij de kerk van de H. Martinus te Dommelen. Behalve deze parochiekerken telde deze streek vele kapellen: een in Luijksgestel ter ere van het H.Kruis, een Lieve Vrouwekapel op de Weebosch, een H. Barbarakapel te Borkel, een St. Valentinuskapel te Westerhoven, waarvan die in Luijksgestel nog staat, de anderen zijn verdwenen.

Jacques van Veldhoven