Meester Panken, deel 3

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

Op 12 Juli 1843 komt de bisschop van Den Bosch, H. den Dubbelden op bezoek in de streek en dus ook in Westerhoven.

Mr. Panken schreef hierover :

Des namiddags, ten half 6 ure, verliet Mons. weder onder het luiden der klokken Bergeijk om ook het naburige Westerhoven met een bezoek te vereeren.  Naauwelijks (eerst den vorigen avond) waren de ingezetenen dezer parochie bewust, dat dit hoog bezoek  hun zoude te beurt vallen, of ieder beijverde zich om Z. Hw. Mede op eene plegtige wijze, zoo veel mogelijk te kunnen onvangen. In eenen halve dag tijd was dan ook het dorp, in de nabijheid van kerk en pastorij, zeer keurig versierd. Er was eene lange rei mastboompjes, namelijk, van den hoek des kerkhofs, waar de groote weg van Bergeijk kerkwaarts draait, tot aan den anderen hoek voorbij de pastorij, geplaatst, waarbij, op de geschiktste plaatsen, eerebogen, met feestig groen. Vlaggen enz waren opgerigt. Ook wapperden eenige vlaggen uit den toren; dit alles gaf een fraaije vertooning. Het was 6 ure, wanneer Z.Hw. met deszelfs Secretaris en meergemelden Ew. Hr.van Someren onder statig en indrukwekkend klokkengelui, bij de kerk alhier aankwam. Een aanzienlijke volkendrom, wachtte bij de kerk, in behoorlijke orde geknield, waaronder de hier bestaande gilde, Z. Hw. Af, gevenen den Bisschoppelijken zegen; hetgeen onder eenige gezangen ook gedaan werd in de kerk, welke Z. Hw. Mede bezocht. Na nog een poos tevens op de Pastorij, vertrok Ms ten half 7 ure, om zijnen terugweg, dien dag nog tot Eijndhoven, voort te zetten; wordende zijne Hw. Door genoemde Gilde, nog eenige minuten, namelijk tot buiten de huizen of de brug aan den Dijk op Valkenswaard, uitgeleide gedaan. De 12e Julij was alzoo voor de Kath. Inwoners van Bergeijk en Westerhoven en ware godsdienstige vreugdedag, welke nimmer uit hun geheugen zal verdwijnen.

In het eerste stuk komt de Bisschop op bezoek. Vermeld wordt dat er boompjes staan vanaf de hoek van het kerkhof waar de weg van Bergeijk loopt naar de kerk.  Dat is vanaf de huidige Provinciale weg naar het Mgr Biermansplein en dan naar de Pastorie en kerk. Op dat moment bestond de dorpstraat van de Heijerstraat naar de Aarperstraat nog niet. Deze is pas aangelegd met de eerste harde weg door de dorpen omstreeks 1865.

Op 3 aug 1844 aanvaard meester Panken ook het lidmaatschap van het Provinciaal Genoodschap van Kunsten en Wetenschappen. Hij wordt de “veldwerker” die vele grafheuvels heeft gevonden en urnen heeft opgegraven.

(1846) Onze burgemeester J. Neutkens is in de maand Augustus van dit jaar als zoodanig benoemd, alhoewel  zijn voorzaat Johannes Verhagen, in den ouderdom van ruim 74 jaren, bereids den 5 april j.l. het leven verliet. Er waren naar dien post niet minder dan 8 sollicitanten waarvan 6 uit de Gemeente. Toen het lijk van laatstgenoemde op Dinsdag morgen den 9 april werd begraven, viel, tijdens het luiden de klepel uit de grootste klok. Onverwijld klom ik ( met een der luiders) in den toren en zag dat er anders geene ongelukkenwaren veroorzaakt. De klepel lag op de zolder nabij de klok. Een dergelijk voorval in deze Gemeente verdient alhier een plaatsje. Toen het luihuis met de 3 klokken zich nog op het oude kerkhof bevond, werd, omtrent het jaar 1780, de klepel uit de zwaartste, die sedert 1820 in de toren van Klein-Breugel hangt geworpen. Men luidde bij gelegenheid van het boven aard staan van een lijk. De klepel vloog door eene muur van het schoolgebouw, hetwelk omtrent 7 passen ten oosten van hetzelve verwijderd stond, (want klokken bewogen zich, luidende, van het westen naar het oosten) en wel eenige passen ver in de school en hoezeer dit tijdens het onderwijs plaats had, bekwamen noch de meester, noch leerlingen eenig letsel. Ik heb dit gebeurde van sommige oude lieden in deze Gemeente meermalen gehoord, zonder dat ik voor de waarheid insta. De oude school op het Kerkhof was zeer klein en gering, zonder een zolder. Op die wijze waren in het begin dezer eeuw nog de meeste scholen op de kleine dorpen van Noord Brabant.

Zo’n klein stukje tekst, maar het zegt ons veel.

1e            Johannes Verhagen 74 jaar oud was burgemeester van Westerhoven in het jaar 1846 toen hij stierf.

2e            J. Neutkens volgde hem als burgemeester op.

3.            Er was een luihuis (zoals nu in Bergeijk staat) waarin zich 3 klokken bevonden. En de grootste van de drie is in 1828 naar Klein Breugel gegaan. Het Luihuis stond nabij het oude kerkhof ( waar de 1e kerk gestaan heeft in de akkers)

4.            Bij de oude kerk en kerkhof stond ook de school. Klein en zonder zolder.

5.            De huidige kerk heeft nu nog steeds maar 2 kerkklokken.

Een jaar later in 1847 gaat Panken  op zaterdag 19 november met Antonius Schellens naar Klein Breugel.

Hij schrijft: Klein Bruegel is eene zeer kleine doch welvarende Gemeente in de provinci Antwerpen, op 3 ½ uur afstands van Westerhoen gelegen. ’s Morgens om half 8 ure, begaven wij ons op weg, denwelken wij namen over Schaft, Achel, bij welks kapellaan wij een bezoek aflegden, en Lille en kwam ten 11 ure te Klein Breugel bij den heer Jan Verkooijen, Burgemeester, enz zijnde een inboorling van Westerhoven, met wien wij de kerk en toren gingen bezigtigen. De zwaarste der 3 klokken in dezen toren, hing, voor de bouwing der nieuwe kerk te Westerhoven, in het luihuis aldaar, doch wijl onze nieuwe toren te klein en te zwak is aangelegd is dezelve in 1823 aan eerstgenoemde Gemeente, voor Fl … verkocht. Ik schreef daarvan het opschrift af, waaruit blijkt dat zij in den jare 1445 is gegoten.

Zie hier hetzelve:

“Jan  x  Seestman(?)  x  maecte  x  mi  x  int x jaer  MCCCC x  XLV  x  Maria  x Is minen  x  naem  x  Gheluut  x  is  x  ghode  x  bequam  x”

De oudste klok van onze kerk was uit 1442. Genaamd  “Servaes”. De 2e klok in onze kerk is van 1556 en heet “Michiel”. De 2e klok uit 1445 was dus de zwaartste klok en woog 1150 kg. Uit het kerkarchief weten we dat deze voor Fl 1425,00 is verkocht aan Klein Breugel.

Panken schrijft hierover  nog dat deze klok een aanzienlijk gewrocht is dat bij gunstig weer 2 uren ver te horen is.

De volgende keer gaan we hiermee verder.                    

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 2

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

Hij schreef in 1842:

Alvorens de reis naar de hoofdstad dezer Provincie, tot het afleggen van den eed als Schoolonderwijzer benoodigd, aan te vangen, was ik van een Feest getuige, het welk nimmer uit mijn geheugen zal verdwijnen. Ik bedoel de bijwoning der jaarlijksche bijeenkomst van de leden der alhier sinds eeuwen bestaande Broederschap of Gilde van St. Anna.

Even als het vorig jaar  had zulks op Maandag 25sten en Dinsdag 26sten Julij, wanneer ook mijne vacantie begonnen was, plaats. Ieder die deze feestelijke Vereeniging als Vreemdeling komt bijwonen wordt door de daarbij behoorende vrouwen een kransje van bloemen, enz vervaardigd en op het hoofd gedaan; waarvoor zij van den gekroonden eene kleine gift bekomen.

Geen lid van de Broederschap zijnde, gebeurde mij eveneens. Echter werd ik, na een poos tijds, met een fraai en grooter bloemenkrans verrast, hetwelk men mij met geestdrift, ter vervanging van het eerst ontvangene aanbood; en waarmede ik, zeiden zij, als Meester gekroond werd; want, niettegenstaande ik, tot hiertoe, mijne benoeming aan zeer weinigen had bekend gemaakt, waren zij er ( zoo als bleek) nogthans van bewust.

Ik wilde hun dan ook, zoo veel mogelijk, wederkerig vreugde verschaffen en, ten tijde van weder vriendschap, voor deze extra gemaakte versiering, eenig geldstuk schenken, waarover zij mij hunne dubbele tevreden- en dankbaarheid betuigden.

En inderdaad, zij deelden zigtbaar in mijne blijdschap; ook ontving ik van menigeen  nog eenvoudige, doch welgemende felicitatien.

Doch genoeg, ik betuig nimmer een feest te hebben bijgewoond, waar ik zuiverder genoegen heb gesmaakt, dan onder de Leden der Gilde te Westerhoven toen hartelijk gevierd.

Daar ik mijn vacantie op vijf weken bepaald had, aanvaarde ik eerst op Maandag 29 augustus 1842 definitief de School, dewelke ik dus bijna 2 jaren tijdelijk had waargenomen.

Dit is reeds eenen langen, doch voor mij schoonen tijd geweest; naardien ik in dit eenvoudig maar vreedzaam dorp zoo vergenoegd leef, als ik immer zoude wenschen.

Ik hoop het geluk te hebben, zulks eenigen tijd te kunnen zeggen.

Het verdient opmerking, goede Vrienden ! dat ik, sedert nagenoeg 2 eeuwen waarschijnlijk de eerste R. Cath. Schoolonderwijzer dezer Gemeente ben.

Gij weet immers uit onze geschiedenissen, dat de Katholijken der Meijerij (en verdere gedeelten van ons Vaderland) van het einde der 16de, tot het laatst der 18de eeuw op eene vreeselijke wijze zijn onderdrukt geworden en van alle regten en ambten verstoken waren. Met de vrede te Munster in 1648 gesloten, was de verdrukking nog harder geworden.

Kort na dezen vrede waren er in de Meijerij van ’s Bosch, reeds 51 Schoolmeesters van de nieuwe of gereformeerde religie aangestald en den 3 mei 1655, verscheen er aangaande de gewezene (Katholijke) schoolmeesters, een zeer streng plakkaat. Indien UE. Tevens bedenkt, dat de laatste Onderwijzer, (mijn voorzaat S, Lamm) dewelk in 1842 zijn vader opvolgde, ook protestant was, zult UE. Mijn gezegde wel beamen.

In Aug. 1840, werd mijn voorganger van zijn ambt als schoolonderwijzer ontzet. Op de eerste dag na mijn vacantie, den 29 Aug. kwam ik tot groot genoegen bij de heer Fr. Verhagen in den kost.

Dinsdag en woensdag 25 en 26 julij 1843, woonde ik weder, met zeer veel vermaak de jaarlijksche Vereeniging der leden van St Anna Gilde bij. Ik begaf mij alsdan mede als lid onder dezelve. Dewijl men mij met eenige plegtigheid inhuldigde, onthaalde ik de Oversten derzelve met een glas wijn. Dit alles had eerst Dinsdag nam. plaats. Den volgenden Zondag nam. waren de leden ook eenige uren vereeningd. Met het begin van dit Gilde-feestnamen tevens mijne vakantiedagen in aanvang.

Verder schrijft hij in 1844:

De Broederschap of het gilde van St. Anna hield Dond. 25 Julij en den volgende dag hunne jaarlijkse vereeniging, welke ik weder vertegenwoordigde. Eerstgenoemde dag hadden de Gildebroeders , 5 kwartier uurs op eenen koningsvogel geschoten, welke door Andries Moors ten 2 ¾ uur, behaald werd.

Den volgende nam. schoot men een prijsvogel; dit duurde ¾ uur. Sedert mijne woning te Westerhoven, was het vogelschieten dit jaar, voor de eerste maal geschied.

Het koningsschieten vond elke 3 of 4 jaar plaats. Andries Moors werd de nieuwe koning, maar heeft nooit een koningschild gegeven. Het gilde heeft een serie koningsschilden van 1760 t/m 1839, maar daarna niet meer tot 1972.

Wat leren we hieruit?

Mr Panken werd lid van het St. Anna Gilde in 1843 en bleef dat tot zijn dood in 1904. Hij is dus 61 Jaar lid geweest !!!

Verder geeft hij aan weer de eerste katholieke onderwijzer te zijn na 2 eeuwen protestantisme.  Immers na de vrede van Munster in 1648 werd het katholieke geloof in het zuiden verboden en kwam er protestante onderwijzers. In 1839 eindigde de burgeroorlog met Belgie en splitste het nieuwe Nederland zich weer op in Belgie en Nederland. Eindelijk kwam er hierna een tijd van rust, vrede en godsdienstvrijheid. 

De volgende keer gaan we hiermee verder.                    

Jacques van Veldhoven

Meester Panken, deel 1

Meester Peter Norbertus Panken. Wie heeft er niet van gehoord in Westerhoven en Bergeijk.  Maar wie was hij en wat heeft hij dan geschreven over Westerhoven. Ik wil jullie meenemen naar zijn verleden en een aantal stukjes schrijven hierover. Wat schreef hij en wat leren wij daaruit.

P.N. Panken was geboren op 6 september 1819 in Duizel. Hij overleed op 20 juli 1904 in Bergeijk. Voor ons is het belangrijkste dat hij van 25 september 1840 tot 31 december 1862 onderwijzer in Westerhoven was.

Ook was hij zo’n 60 jaar lid van het St. Anna Gilde. Hij is altijd een vrijgezel gebleven.

Meester Panken heeft heel veel opgeschreven in dagboeken, waarvan veel bewaard is gebleven. Ik heb van hem al eerder een beschrijving van Westerhoven uit 1850 geschreven in de mikmak.  Maar wat schreef hij nog meer?

Hij schreef :

Vrijdag morgen den 18den sept ( 1840) ontving ik eene aanstelling van den Heere Schoolopziener van het 5de schooldistrict, waarbij ik belast werd, om de school in de Gemeente Westerhoven, die in het laatst van augs. Jl. vacant geworden was, waar te nemen, welke tijdelijke aanstelling mede door het Gemeentebestuur onderteekend werd.

Dien zelfden voormiddag begaf ik mij met den Heer Van Galen en Vader naar Westerhoven, alwaar ik de school bezigtigde, eenige boeken en verdere schoolbehoeften van den gewezen schoolonderwijzer overnam enz. Des nam. (namiddag) was ik naar Duizel geweest.

Zaterdag nam. weder naar Westerhoven , ten einde een en ander voor de school in gereedheid te brengen, dewelke ik den daaropvolgende Maandag, zijnde de 21sten dier maand aanvaardde; doch dien dag verpligting van Mis-hooren zijnde, was het bijna 10 ure, wanneer ik den eersten schooldienst in deze Gemeente opende. De eerste dag had ik 25, de 2e dag 27, de 4e 29 en Maandag 28sten Sept. 32 leerlingen.

Vrijdagmiddag, den 26sten Maart 1841, tusschen 5 en 6 ure, bezocht ik het oude kerkhof, waar tot het jaar1826 de lijken van Westerhoven zijn begraven geworden; de aldaar gestaan hebbende oude Parochiekerk dezer Gemeente is in 1820 afgebroken en in het Dorp verplaatst, bij dewelke dan ook in 1826 het nieuwe kerkhof aangelegd is.

Thans acht ik het de gepaste tijd, waarde Lezers! Om weder iets over de toestand der School mede te deelen. Het getal mijner scholieren was op 15 October (1840) 35. Dinsdag 3 November 40; Maandag 9de id. 50; Maandag 16de id 63; Maandag 23ste 70; Maandag 7 Dec. 78; Maandag 14de 85; Maandag 21ste 90 en Maandag 4 januari 1841 94; Maandag 11de 98 en Maandag 18de 103. Dit was het grootste getal kinderen, dewelke die winter mijne school bezocht hadden; zij waren alle uit deze Gemeente, die nogthans slechts eene bevolking van 520 zielen heeft.  Van deze 103 schoolkinderen waren 59 jongens en 44 meisjes. 10 kinderen kwamen slechts 1 maal daags, 3 kinderen ½ maanden te weten van den 2 Nov. tot 15 Febr. had ik ook avondschool gehouden; deze is echter door slechts een tiental leerlingen bezocht geworden, dewelke bijna alle volwassenen waren, en waarvan dat jaar geene de dagschool bijgewoond hadden.

De 1ste Maart bestond het getal dagscholieren nog uit 70, hetwelk den 1 april tot ruim 60, den 1 mei tot 45  en den 15de mei tot 42 verminderd was; welk laatste getal de school bestendig bleef bezoeken tot vacantie van den 24sten Julij tot 22sten Augustus inviel.

Den 22sten en 23sten Julij (1841), had ik het Reglement voor de in dit Dorp bestaande Gilde of Broederschap onder de bescherming der H. Moeder geheel vernieuwd en veranderd.

De leden dezer Gilde, hadden maandag 26ste en Dinsdag 27ste daaropvolgende, des nam. volgend hunne jaarlijksche gewoonte, eene zamenkomst gehouden en geteerd; hierbij was ik ook tegenwoodig geweest en had mij onder hen goed vermaakt.

Bovenstaande zijn beschrijvingen uit jet jaar 1840 en 1841. Er staat veel in voor diegene die goed lezen.

Panken begint in september 1840 in Westerhoven.

Hij begon met 25 leerlingen en heeft er uiteindelijk  103. Dit was midden in de winter. Na mate er meer op het veld te doen was, kwamen er minderen kinderen. Een echt boeren gemeenschap.

Tot 1826 werd op de begraafplaats bij de oude kerk  tegen het evenemententerrein mensen begraven.

De oude kerk is in 1820 afgebroken en in het dorp is weer een kerk gebouwd. In 1826 is daar een begraafplaats bij in gebruik genomen.

In 1840 had men een bevolking van 520 zielen, waarvan er 103 kinderen zijn.

De schoolvakantie was van 24 juli tot 22 augustus.

Er is een St. Anna Gilde, die op 26 en 27 juli hun teerdagen hadden.  Op 26 juli is het St. Annadag.  Van deze gilde is hun Reglement vernieuwd en veranderd.

In 1842 kreeg meester Panken zijn vaste aanstelling.

De volgende keer gaan we hiermee verder.

Jacques van Veldhoven

Volksverhalen uit Westerhoven, deel 2

Westerhoven kent, net als zo vele andere dorpen en gehuchten ook volksverhalen. Mr Panken, de schoolonderwijzer uit Westerhoven in de 19e eeuw, heeft er diverse volksverhalen opgetekend. Ik wil jullie niet onthouden van deze plaatselijke verhalen over geesten, katten, kabouters, heksen,  enz enz. En bedenk dat al deze verhalen vaak ook nog een kern van waarheid hebben!!! Je moet die alleen weten te vinden.

Geniet er maar van. Deel 2.

Eene Luxemburgsche heks te Westerhoven:

Op het einde der vorige eeuw ( 19e) dreef Theodoor Verbeek van Westerhoven handel in Luxemburg en andere daar omtrent gelegene landen, terwijl hij zijn huisgezin in genoemd dorp, hetwelk hij nu en dan bezocht , had achter gelaten. Tot zijne blijdschap en verbazing vertelde hem in een zekere plaats van Luxemburg , eene onbekende vrouw , dat zijne echtgenoote van een meisje ( Meintje genaamd)  bevallen was, en dat moeder en kind, benevens het geheele gezin, welvarend waren. Zij voegde er bij dat zij een brok van de “zuipe”geeeten had, toen men de geboorte van het kind vierde. En waarlijk ! Toen de huisgenotenen eenige bloedverwanten te Westerhoven aan tafel zaten, kwam eene vreemde kat door het mozegat binnen, ging door de kamer nar den pot waarde “zuipe”in was, nam en at daaruit eenen brok en verdween zoals ze gekomen was. Zoo had eenen heks zich alweer in eenen kat weten te veranderen.

De kattendans  in de heide te Westerhoven:

Ruim eene halve uur van de tegenwoordige kerk te Westerhoven, 10 minuten van Klein-Borkel, in de richting van dit gehucht en Valkenswaard, even noorderwaarts den Rijksstraatweg, ziet men eenen kring van verschillende ellen in den omtrek. De oppervlakte binnen dezen cirkel is, evenals die groote uitgestrektheid gronds aldaar, met schraal heidekruid begoeid en daartegen eene smalle strook met mager, altijd groen gewas, “heksendans” genoemd, hetwelk alhier en eenen omtrek van vele uren zelden gevonden wordt. Op den kring of het pad, rondom deze zeldzame plaats groeit, naar men beweert, nooit iets, en de grond is er altijd kaal en hard. Spit met de grond al eens om, hij wordt toch weer spoedig hard. Dit nu, wordt door lichtgeloovigen verteld, veroorzaken de katten, die er ’s nachts, sedert onheugelijke tijd, vergaderen en onder andere poot aan poot ronddansen, waardoor deze kring ontstond en blijft bestaan.  Om deze reden gaf het volk eenmaal aan deze plaats den naam Kattendans, zooals zij nog uitsluitend geheeten wordt. Vroeger, meer dan nu, dacht men dat al wie het waagde zich binnen den kring te begeven van den Kattendans, er door de macht der heksen voortdurend staande werd gehouden.

De naam Kattendans komt op meerdere plaatsen voort met een soortgelijk  verhaal. Daarom hebben we ook het theater “de kattendans” in Bergeijk. In 2010/2011werd in Westerhoven nabij de Valentinus kapel tussen een kringgreppel gevonden, die daarop van toepassing zou kunnen zijn.  Bij onderzoek van deze kring werden de restanten gevonden van een grafheuvel  uit het Neolithicum (4000-1500 voor Chr). Als verder bijzonderheid van deze plaats is dat er vuurstenen bijltje en houtskoolresten gevonden werden. Ook in 2008 werden houtskoolresten gevonden bij de herinrichting van de Keersop die 32.000 jaar oud bleken te zijn.

Volksverhalen uit Westerhoven, deel 1

Westerhoven kent, net als zo vele andere dorpen en gehuchten ook volksverhalen. Mr Panken, de schoolonderwijzer uit Westerhoven in de 19e eeuw, heeft diverse volksverhalen opgetekend. Ik wil jullie niet onthouden van deze plaatselijke verhalen over geesten, katten, kabouters, heksen,  enz  enz. En bedenk dat al deze verhalen vaak ook nog een kern van waarheid hebben!!! Je moet die alleen weten te vinden. Er  komen 3 delen.

Geniet er maar van.

De Kaboutermannekens in den Alven- en Noorenberg:

Tusschen Westerhoven en het gehucht Keersip onder Riethoven, liggen drie heuvelen, waarvan de naam tot het heidendom opklimt en waar, volgens de overlevering, kaboutermannekens in woonden. Deze bergjes heeten bij het landvolk den Elver-, den Oore- en den Duvelsberg, en liggen in de richting van het westen naar het oosten, omtrent 10 minuten van elkander. De Kaboutermannekens van den Elven- en Duivelsberg en ook van elders kwamen zeer dikwijls aan den middelsten der drie genoemde heuvelen bijeen, en, omdat zij dan elkander ook “oor aan oor” luisterden enzoo beraadslaagden, heet die plaats Oorenberg, anders Nooren- of Noordenberg.

In de huizen gingen de kaboutermannekens allerlei werk verrichten, ook in de schuren, waar zij bij groote koude tegen de hooi- of graanmijten stookten, zonder ooit brand te veroorzaken; zij ploegden ’s nachts de akkers, zoveel het landvolk verkoos. Hiervoor behoefde men enkel de ploeg op den akker te laten met eenen boterham, een pijpken tabak en dergelijke dingen.

En dan is er nog:

De dood van een Kaboutermanneke:

Een voerman reed eens met zijne kar den weg op van Riethoven naar Keersip. Niet verre van den Kabouterberg, onder den naam Duivelsberg bekend, zag hij een Kaboutermanneke bij den weg rondzwerven. Treurig zeide het gedurig: “Kyrie is dood!” De voerman met de kar op het gehucht Keersip gekomen, legde in eene herberg aan, in welk huis thans Adr. Konings woont, en verhaalde daar, met bevreemding, hetgeen hij gezien en gehoord had. Nauwelijks had de voerman dat verteld, of een aardig kaboutermanneke sprong tot zijne nog grootere verbazing van onder de tafel en riep: “Och! Is Kyrie dood!”

Bij dit verhaal voegt men altijd dat Kyrie ook een kabouter en wel een uit het gezin was , hetwelk in den Duivelsberg heeft gewoond.

Deze sage wordt ook wel eens uitvoeriger en eenigszins gewijzigd verteld. Enkele malen hoorde ik, dat het in de heide heenstappend Kaboutermanneke zou gezeid hebben: “mijn kindje is dood!” Sommigen noemen ook andere plaatsen, waar het verhaal zou voorgevallen zijn.

Wat zou de waarheid zijn van deze verhalen. De drie bergen hebben echt bestaan.  De Duvelsberg ligt nog steeds in Riethoven aan de Molenstraat nabij de Keersopperdreef. De scouting en het Polvo kamp bevinden zich ook daar. De twee andere heuvelen zijn verdwenen. Als je vanuit de Zandstraat de provinciale weg oversteekt en rechtsaf de bossen in loopt, heet deze weg de Mortelbochten. De eerste zandweg daarna linksaf heeft de naam Elverberg. Deze weg eindigt bij akkers aan de Molenweg. Aldaar is in het verleden een groot grafveld van grafheuvels gevonden en afgegraven voor onderzoek door prof Holweda. Gebleken is dat grafheuvels vaak ook bijzondere namen hadden en daar waren veel volksverhalen op van toepassing.

Maar dat is niet het enige wat opvalt! Hoe zit het dan met Kyrie, in verhalen vaak de kabouterkoning genoemd? En de reiziger die de boodschap over moet brengen? Door wat geluk ( en hard werken ) van archeologen hebben die verrassende zaken naar boven brachten.

In Hoogeloon was een kabouterberg. Dit bleek een romeinse grafheuvel te zijn. Een romeinse villa had daar dichtbij gelegen. Het verhaal van Koning Kyrie had men gekoppeld aan de villa die van steen was. En bij steen hoort natuurlijk een koningshof.

Maar het verhaal leek op dat van Westerhoven en bleek niet uniek te zijn. Steeds ging het om een bestaand iemand ( meestal een boer) die over een bestaand stuk grond ( vaak heide) gaat en halverwege een stem hoort die hem verteld dat Koning Kyrie is overleden.  Op de plaats van bestemming gekomen vertelt hij dat verhaal en alle kabouters verdwenen.  Het verhaal komt ook in Bergeijk voor, maar ook in heel Brabant. En dat niet alleen, in allerhande vormen komt dit verhaal in heel Nederland, maar ook in Scandinavie en heel Europa voor. En dan met elfen, trollen enz enz.

Met het onderzoek naar dit verhaal heeft men geluk gehad om de juiste zaken te vinden, waardoor het ineens  duidelijk werd.

In de griekse mythologie bestond een orakel. Echter een orakel werkt niet altijd. Dus verzon men een list om er vanaf te komen. Een veerman ging van eiland A naar eiland B en halverwege hoort hij dat de god van het orakel er niet meer is. Thuis verteld hij dat natuurlijk en alle orakels hielden op te bestaan.

Bij aanvang van het christendom werd dit verhaal gebruikt om het heidens geloof (van Wodan en Thor) uit te bannen, maar dat lukte niet. Veel later is men, zoals Willibrordus die de bronnen niet verbood maar  “kerstende” zodat het niet meer verboden was maar heilig, op een zeker moment de heidense goden gaan vervangen door onschuldige zaken zoals kabouters en elfen. Welke verhalen we nog steeds vertellen.

Volksverhalen vertellen ons dus iets. We moeten alleen erachter komen wat. En heuvels met speciale namen waren veelal grafheuvel. De molen van Bergeijk is gebouwd op een Kattenberg, dus die berg is ook hoogst waarschijnlijk  een grafheuvel.

Toch bijzonder dat we nu nog volksverhalen vertellen over grafheuvels van ongeveer 3000 jaar voor Chr. !!!

Jacques van Veldhoven

Het eerste gemeentehuis

In Wim van Nunen, oud burgemeester van Westerhoven was ook een historicus. Het navolgende stuk is van zijn hand:

Het eerste gemeentehuis van Westerhoven

Het besturen was voor de Franse tijd niet meer geweest dan een, binnen regels gesteld door de Landheer, richting geven aan de lokale samenleving, zo dat aan die regels werd voldaan.

Dat gebeurde veelal door de plaatselijke Schepen en zeker als het een regeling betrof voor het rechtsgebied van de dingbank of wel het resort van de laagste rechtspraak.

Die dingbank was gevestigd voor Westerhoven in Bergeijk. Maar deze situatie veranderde met de komst van Napoleon. Die voerde hier hetzelfde systeem in als dat er onder druk van de revolutie in Frankrijk was ingevoerd, namelijk een gemeenteraad als voornaamste plaatselijke bestuur (1e conseil) onder voorzitterschap van een burgemeester ( 1e maire). Voordat dit allemaal was geregeld ging er wel enige tijd overheen, terwijl de grondlegger van dit systeem, Napoleon, weer verdween.

Maar in 1815 had Westerhoven een raad en een burgemeester en stond op de begroting een bedrag van Fl 20,00 voor huur van een raadkamer. Want een raad moest ook kunnen vergaderen en wel in het openbaar. Dus werd een vertrek gehuurd dat groot genoeg was om vergaderende raadsleden en het luisterende publiek te ontvangen.

Voor 1816 stond op de gemeenterekening een bedrag van 15 gulden en 8 stuivers voor huur van raadskamer en in 1817 (het decimaal stelsel moest toen voort gebruikt worden, Fl 15,40. Dat is lang zo gebleven tot in het begin van de vijftiger jaren in die euw. Toen is het verlaagd  tot Fl 0,00 en later weer verhoogd tot Fl 11,00. De laatste keer betaald in 1858. Dat waren bedragen per jaar. Men heeft zich dus zeer lang beholpen met een raadskamer, maar er werd toch ook wel gedacht aan een gemeentehuis. Zo’n raadskamer ( meestal een kamer in het huis van de burgemeester) had toch altijd een wat hogere drempel dan een eigen gemeentehuis.

Zo vinden we in een brief van de burgemeester aan de commissaris des konings het volgende:

“Ik heb de eer Uwedel Gestr. Bij deze te berigten dat ik op heden  morgen om elf ure raadsvergadering heb belegd in het schoollokaal al waar de leden van de raad waren opgekomen om over de verplaatsing der raadskamer te spreken dat wij omtrent een uur  aan het schoolgebouw of eene te bouwen onderwijzerswoning.”

Dat was op 14 februari 1849.  

In 1852 vinden we een duidelijker stap naar een Westerhovens gemeentehuis. Het volgende raadsbesluit wordt dan genomen:

“De raad der gemeente Westerhoven ten genoegzame getalle vergaderd zijnde om bevoegdelijk  te kunnen beraadslagen en besluiten: Overwegende dat de plaats alwaar is afgebroken de schoolonderwijzerswoning dezer gemeente, kadastraal bekend: Sectie A nummer 640, tuin groot vijf roeden veertig ellen, nummer 641 huis en erf groot 4 roeden zestig ellen, alsmede een perceel heide gelegen onder sectie A nr. 1478 groot negen en dertig roeden tien ellen, de gemeente zeer weinig voordeel kunnen opleveren.

Heeft besloten:

De genoemde perseelen publiek te verkopen om die nodige gelden te mogen besteden tot het aanbouwen van een nieuw raadshuis in dezer gemeente. Zoo erlangen wij bij deze de daartoe nodige goedkeuringen der Edel groot Achtbare Heeren gedeputeerde Staten der Noord-Brabant te verzoeken.

Gedaan ter vergadering van de raad der gemeente Westerhoven.

2 november 1852

De raad voornoemd.

w.g. J. Neukens.

Dat raadsbesluit wordt op 5 november 1952 goedgekeurd door gedeputeerde staten. Dat is bijzonder snel, maar dat is dan ook maar het principe. De eigenlijke goedkeuring met onderbouwde cijfers duurt wel wat langer.

                                                               W.C.M  van Nunen.

Wat we nu ook leren uit dit raadsbesluit is waar dus de oude onderwijzers woning was. Namelijk sectie A nr 640.

We weten dat de onderwijzers woning een oud en zeer slecht gebouw was. Vermeld wordt dat op de gevel van de westzijde het jaartal 1659 stond. Het pand was dus ongeveer 200 jaar oud.

Ik heb een stukje kaart bijgevoegd en ik hoop dat dit nog goed te lezen is. Het pand lag in de Aarperstraat midden tussen de Lenteakkers en het pad naar het oude kerkhof. 

Je ziet de huidige kruising van de Lenteakker met de Lange Akkers.  Alleen bestond de lange akkers nog niet en zien we de lijkstraat die loopt naar de oude kerk. Links in de hoek zien we nog waar het kerkhof lag bij die kerk.

Jacques van Veldhoven

1000 jaar gilde en kerk, deel 2

In 1999 was er een jubileum betreffende 1000 jaar kerk in Bergeijk.  Men vroeg mij een stuk te schrijven over de gilden van Bergeijk. 

Hier komt het vervolg in deel 2:

Een stuk je geschiedenis

Waarom horen al deze gilden bij elkaar?

Omstreeks 1460 scheidde Bergeijk zich af van de dingbank Eersel.  Je zou kunnen zeggen dat Bergeijk toen een zelfstandige gemeente werd. De grens in het noorden was de rivier de Run, in het oosten en zuiden de Dommel. Borkel viel hier dus onder, maar Schaft niet. Toch waren die twee zo op elkaar aangewezen dat ze in een veel later tijdstip tot een gemeente zijn samengevoegd.

Luyksgestel hoorde de ene keer wel erbij en dan weer niet. Over het algemeen kan men stellen dat Luyksgestel voornamelijk onder de prins bisschop van Luik behoorde, vandaar zijn naam, terwijl de  rest onder de hertog van Brabant viel. De volgende gemeentelijke indeling kwam direct na de Franse tijd begin 1800.

In 1442 werd de Willibrorduskerk te Riethoven zelfstandig en in 1444 de St. Servatiuskerk in Westerhoven. Althans zij kregen meer privileges, wat een reden te meer zijn geweest tot het oprichten van een zelfstandige gilde. De datum die Riethoven hanteert van 1488 is dus gezien de tijd heel goed mogelijk.

Luyksgestel had een H. Martinuskerk en werd in de 16e eeuw, na 1558 onafhankelijk, doch heeft een iets andere positie dan de andere parochiekerken omdat het onder het bisdom Luik viel.  Verbindingen onderling tussen alle dorpen bleven bestaan.

Dommelen met een H. Martinuskerk hoorde onder Westerhoven en werd na 1565 zelfstandig. Borkel viel ook onder Westerhoven met zijn H. Antonius kapel. Ongeveer in 1690 vond de vereniging plaats van Borkel en Schaft en werd Borkel van Westerhoven gescheiden. Bergeijk bleef in alle gevallen het begevingsrecht houden. Dit is het kerkelijk deel.

Er zijn nog een aantal vergelijkingen te maken met onze gilden.

Luyksgestel heeft de St. Martinusgilde opgericht in 1595, dus na het zelfstandig worden van de parochie. Zij heeft dezelfde naam als die de Dommelse gilde in 1843 aannam. Beiden hebben de naam van de kerk aangenomen.

Dat Luyksgestel wel degelijk bij de rest hoort blijkt uit een verslag uit 1656 waarin verteld wordt dat de door de protestanten genomen maatregelen niet werkten omdat men beschutting zocht onder het Luikse. Letterlijk zegt men:

“Sanderen daegs alst sondach was wel vroech aent trommelen ende alsoo met trom en vendelen getrocken naar Luycxgestel naer de kerk met veel schiettens van roers. Item als sy thuys waeren gecomen ende wel gegeten ende getroncken hadden syn getrocken naer den boom om den papegaaij aff te schieten, gelijck sy gedaen hebben.” 

In Dommelen is de St. Martinus gilde van het H. Sacrament. De gilde werd opgericht op 28 februari 1623 als “de broederschap van ’t Allerheiligste Sacrament”, dus 58 jaar na de kerkelijke afscheiding van Westerhoven. In 1843 werd een nieuwe kaart gemaakt, waarop deze gilde H. Martinus kwam te heten. Het Sacramentsgilde is ook in Bergeijk aanwezig. Toeval?

De St. Anna gilde Riethoven heeft dezelfde naam als die van Westerhoven en is opgericht in 1488, dus 46 jaar na de afscheiding van Bergeijk.

Schaft werd in 1781 opgericht, 91 jaar na de afscheiding van Valkenswaard en de vereniging met Borkel. De gilde in Schaft heet de Petrus Banden, zoals de hofkerk te Bergeijk. Ook toeval?

Tenslotte is er in Borkel de gilde H. Sebastianus die een reglement hebben van 15 juli 1780. 90 Jaar na de afscheiding van Westerhoven. Verder zijn er over Borkel nog meer kanttekeningen te plaatsen. Vergaderingen worden gehouden op St. Jacob ( vele gronden waren van de abdij St. Jacob te Luik) St. Anna en andere dagen. Er was ook een St Sebastianusgilde te Bergeijk en St. Anna gilden in Westerhoven en Riethoven. Wederom Toeval?

Een van de eerste schilden is van een dubbel-koning in 1769 ( 2 x koning geschoten) terwijl om de 3 jaar wordt geschoten. Dit houd in dat de feitelijke oprichting van Borkel omstreeks 1766 of iets eerder moeten liggen, dus direct na de heroprichting van het St. Anna gilde te Westerhoven !!!!!

Er is een ouder schild uit 1766 en dat is van de koning van de Lieve Vrouwe Gult te Borkel. Heeft Borkel ook zo’n periode gehad van op sterven na dood zijn, zoals Westerhoven heeft gehad na 1750? En was de oude naam van de gilde van Borkel dan anders?

Er is een Akte uit Bergeijk van 1599, die verwijst naar in 1571 betreffen te betalen rente aan “de gulden van onser vrouwen tot borckel.”

En zou dan Westerhoven voor de heroprichting ook een andere naam hebben gehad?

Wordt vervolgd.

Jacques van Veldhoven

1000 jaar gilde en kerk, deel 1

In 1999 was er een jubileum betreffende 1000 jaar kerk in Bergeijk.  Men vroeg mij een stuk te schrijven over de gilden van Bergeijk. 

Ik wil het u niet onthouden.  

Hierna komt het in 3 delen:

16 mei 1999, 1000 jaar Gilde en Kerk

Geachte aanwezigen.

Mij is gevraagd iets te willen zeggen over onze gilden in samenhang met het 1000 jaar bestaan van de oude Hofkerk in Bergeijk.

Als je dan hierover na gaat denken, komt onherroepelijk de vraag naar boven: “Wat is dan die samenhang met de kerk”?

Zijn we hier samengekomen als gildebroeders en –zusters die toevallig katholiek zijn? Of heeft dat ook te maken met het gilde.

Over de eed van trouw aan het wereldlijke gezag kan ik me nog iets voorstellen. Een groepering die wapens draagt kan een gevaar worden dus vraag je hun steun. De eed van trouw. Maar waarom aan de kerk?

Waarom dragen we geen oranje sjerpen als we toch trouw zweren aan onze Koningin, het huis van Oranje?

Om een antwoord te vinden op al deze vragen moeten we wel terug gaan naar het verleden. Het verleden dat wij door middel van vele tradities hoeden. We mogen namelijk geen oranje sjerpen aannemen.

Niet omdat we nu geen trouw zweren aan onze koningin, maar omdat in de 17e eeuw de prins van Oranje het katholieke geloof in het zuiden van Nederland verbood.

Men moest maar protestant worden.

Wat in Noord-Ierland nu gebeurt,  gebeurde in de 17e eeuw hier in Brabant. Omdat de prins van Oranje protestant was namen de gilden in het zuiden, die allen katholiek  waren,  massaal de kleuren en tekens van Bourgondie over. Die van de oude hertogen van Brabant. De kleur van onze sjerpen was rood en op onze vendels en soms op een vaandel kwam het Bourgondisch kruis te staan. Wat we nog steeds hebben.

Dit blijkt uit het verbod van 18 december 1649 dat vertelde dat het papegaai schieten, wat volgens dit verbod: “hier te lande alomme gebruijckelijk ende allerlei schande en schaede veroorsaekende” door de schuttersgilden zonder meer moest worden afgeschaft en verboden.

Verder zouden de gilden vaandels moeten worden ontdaan van de gebruikelijke Bourgondische kruisen als ook de “santen ende santinnen”en de kleur van de sjerpen van rood verandert in oranje. Maar zoals gezegd werd dit massaal genegeerd.

Wie zijn de Gilden van de oerparochie Bergeijk

Laten we deze eens nader bekijken.

Het St Anna gilde Riethoven begint met de tekst: “Alsoo onsen voorvaderen in de jaeren onses Saligmakers 1488 met consent ende licentie van onsen Heyligen Vader van octroy te mogen instellen enz enz….”. Verder schrijft het dat de gildebroeders op Sacramentdag moeten compareren. De oudste schrift is uit 1700, het oudste zilver uit 1701.

St Annagilde Westerhoven is heropgericht in 1760. In die tijd zijn ook de oudste schilden geschonken. Vermeld wordt dat: “derzelfve instelling van de oude tijden door de hertogen van Brabant begunstigd is. Het oudste voorwerp is een ijzeren rouwpiek uit ca 1706.

St. Joris Bergeijk heeft als vermelding 1463, waar het werd uitgesloten van deelname aan de derde wedstrijd van een landjuweel. Verder dat het gilde van St. Pieter door verloop van tijd de naam St. Joris kreeg. Vanaf 1730 had het recht van waag en de oudste schilden beginnen in 1766. Dit gilde werd het Schut genoemd.

St. Martinus van het Heilig Sacramentsgilde te Dommelen is mogelijk verandert van naam of een samenvoeging van de St. Martinusgilde met de H. Sacramentgilde. Deze laatste is opgericht op 23 febr 1623. Pas in 1843 wordt een kaart opgesteld onder de naam H. Martinus met hierin de vermelding van de oprichting op 10 juni 1659. De oudste schilden zijn uit 1716.

Het st. Martinusgilde te Luyksgestel werd opgericht in 1595 als een schaapsgilde. Pas in 1818 kreeg het zijn huidige naam St. Martinus. Het is opgericht als een schutterij met als bijzondere bepaling het meegaan met de processie op H. Sacramentdag. Het oudste schild is van 29 december 1670.

St. Petrus Banden gilde te Schaft werd opgericht in 1781. Veel bewijzen zijn er niet en het oudste zilver is van deze eeuw. Toch werd in 1824 geschreven: “dezelve instelling is van oude tijden door de hertogen van Brabant begunstigd.” Er wordt een koning vermeld uit 1780, een jaar voor de oprichting.

Het Gilde van het H. Sacrament Bergeijk roemt zich op vermeldingen van Gramaye uit 1610 dat er in 1537 met de bouw van een kapel begonnen werd. Het oudste zilver is uit 1820. Dit gilde wordt de Gult genoemd.

St. Sebastiaans gilde Borkel werd op 25 july 1780 opgericht. Echter het oudste schilde is uit 1766 met de vermelding van “Lieve Vrouwe Gult van Borkel.” Vergadering met St. Jacob en St. Anna. Het oudste voorwerp in een zilveren penning uit 1577.

8 gilden waarvan 2 gilden dezelfde naam namelijk St. Anna en 2 gilden met de naam St. Martinus. De Gilde St. Petrus Banden te Schaft heeft dezelfde naam als de Hofkerk. Een hoop toeval bij elkaar. Horen al deze gilden ook bij elkaar?

De naam  St. Martinus komt pas in begin 1800. De naam St. Anna komt je voor 1700 bijna niet tegen als een directe vermelding. St. Joris  heeft voor 1700 een andere naam evenals het St. Sebastianus gilde. Van de St. Petrus banden Schaft is dit onbekend, zodat we maar 1 gilde hebben, de gilde van het H. Sacrament te Bergeijk, die qua naam ver terug gaat. Van de 8 gilden zijn er 5 opgericht of heropgericht eind 1700 of begin 1800. 4 Gilden hebben iets met Sacramentsdag, 3 gilden iets met St. Anna. De oudste gilden zijn allen na 1700.  

Voor wat ik net genoemd heb, is de  toenmalige tijd van belang. Immers, tijdens de reformatie, die begon in 1648 met de ondertekening van de vrede van Munster, werd het katholieke geloof in het zuiden verboden en werden de kerken en kloosters ontnomen.

Deze periode heeft 150 jaar geduurd, doch na ongeveer 100 jaar wist men al dat dit niet werkte en werd alles soepeler. Na 100 jaar waren veel gilden, die puur katholiek waren, op sterven na dood. De meeste geplunderd door de rooftochten van de Spaanse of Franse oorlogen die er ook nog waren. 10 Augustus 1702 was een rampjaar voor de hele kempen. Het leger van de koning van Frankrijk, 10.000 man troepen, trok ten strijde en bivakkeerde in onze streek op de plaats waar de provinciale weg ligt tussen Westerhoven en Riethoven. Westerhoven en Riethoven waren in die tijd dorpjes van nog geen 500 inwoners. De hele streek werd geplunderd en er zal weinig bij de gilden gebleven zijn.

Na 1750 kwam er weer een opleving die bij een groot aantal gilden dat als nieuwe oprichting of heroprichtingsdatum werd vastgelegd. De “kaarten”of reglementen die toen werden opgemaakt waren niet meer dan standaard brieven. En omdat ook het katholieke geloof en daarmee de kerken mee opleefden, kwamen er vaak nieuwe patroon heiligen ook voor de gilden.

Wordt vervolgd.

Jacques van Veldhoven

Loveren

In 2007 schreef ik een stuk over buurtschap Loveren. Maar ik wil het de rest van Westerhoven niet onthouden.

Wat is er nu te zeggen over Loveren. Een doorgaande weg met een aantal huizen eraan. Lintbebouwing zoals dat nu zo mooi heet. Maar heeft het ook nog historie?

Als je de woningen ziet, zou je zeggen van niet. Een enkele boerderij is wat ouder, maar echt oud ook niet. En wat zegt de naam Loveren. Verschillende mensen hebben deze naam in verband gebracht met loof van bomen daarbij verwijzend naar Braambos als iets soortgelijks.

Ikzelf geloof dat het van Lo-hoven komt. Ontstaan in het Frankisch tijdperk, dus na de tijd van Karel de Grote. Maar wanneer dan?

Om dat te beantwoorden moet je ook kijken waarom het gehucht Loveren onstaan is.

Zoals ik al eens eerder geschreven heb was de kern van het oude Westerhoven gelegen in de kop van de Aarperstraat, de kruising met de Lange Akkers. Dat lag dicht bij de kerk en pastorie die in de akkers stonden. De kerk was gebouwd omstreeks 1250 evenals de watermolen, dus rond die tijd was er al een bloeiende gemeenschap. Je moet dan echter denken aan hooguit een paar honderd mensen.

Een weg daterend nog uit de prehistorie (ongeveer waar de Schepelenbochten nu ligt) is er nog steeds. Haaks daarop was in de Romeinse tijd een heerbaan komen liggen, nu de Heuvel. Vanuit de oude kern liep de weg naar de velden (Aarperstraat) en met een kromming de Dorpstraat in richting huidige kerk. Deze weg liep door naar de Hoeverstraat.

Ik denk dat op de 1e kromming van de Hoeverstraat een abdijhoeve zal hebben gestaan. De 1e en 2e kromming van de Hoeverstraat zijn onstaan door de bewoning. De oudere weg liep vroeger namelijk noordelijker dan nu de Hoeverstraat. Een klein pad is nog jaren overgebleven.

Een nieuwe boerderij werd steeds iets zuidelijker gebouwd en er ontstond een tweede weg, nu de Hoeverstraat. Je kunt dit effect nog steeds zien in de Hoeverstraat.

De Hoeverstraat eindigde in het centrum van het gehucht Loveren, zijnde de kruising Loverensedijk – Loveren – Hoeverstraat. Deze laatste kromming van de Hoeverstraat ging tevens naar het kapelletje aan de loverensedijk wat ook een oude postkoets route was. Vanaf de 2e kromming (Adriaans) heette de weg Loveren tot Braambos. Pas bij het aanleggen van de “nieuwe provinciale weg” in 1937, scheidde de wegen zich en werd nadien het tweede deel ook Hoeverstraat genoemd. Dat is zeer waarschijnlijk ook de reden waarom de buurt Loveren bij Adriaans begint.

Wat is dan een redelijke tijd voor Loveren om te ontstaan?

In 1331 stelde de hertog van Brabant de heidegrond ter beschikking van de gemeenschap. Dat deed hij niet omdat hij ze zo aardig vond, maar omdat hij geld wilde verdienen aan de wol die van schapen komt. Hij had dit afgekeken in Engeland. De monniken die hier toch al waren zijn hier op door gegaan en hebben de bevolking geleerd hoe om te gaan met alles.

En natuurlijk kregen zij hier de “tienden“ van. Waarschijnlijk is Loveren in deze tijd ontstaan bij het ontginnen van de heide en het houden van schapen.

De abdijhoeve in de Hoeverstraat was van St Jacob te Luik en Loveren zal ook wel aan dit klooster begunstigd zijn. Loveren is dus de nieuwe erve uit die tijd. De naam komt zeer waarschijnlijk van Lo- hoven. Lo is een open drogere plaats waar huizen gebouwd kunnen worden en hoven komt van hoeve, boerderij. Ik vermoed dat de eerste bewoners veelal schapenboeren zijn geweest. Ondanks dat we toch een groot aantal jaren terug kunnen gaan, is er weinig bijzonders te vertellen. Of toch wel.

Er is zoals ik al aangaf de zeer oude weg die nu de Schepelenbochten heet. Een weg daterend vanuit de prehistorie. Hoe we dat weten? De weg liep van de bewoning naar Keersop. Niet alleen was daar een doorwaadbare plaats en dus verbinding, maar deze liep ook langs de grafvelden van de oudste bewoners. Nabij Keersop lag een groot grafveld. De mensen werden begraven in heuvels en een aantal van deze heuvels hebben namen gekregen zoals Duvelsberg, Elverberg en Noorenberg.

Dat die heuvels ook dichter bij Loveren lagen blijkt uit het volgende verhaal, wat ik via overlevering heb doorgekregen.

Een boer wilde wat meer grond hebben om te bewerken in begin van de 20e eeuw. De boer deed een bosje om en egaliseerde de grond. Hij vond er twee vazen en zette deze vazen op zijn schouw. Voor hem was het niets bijzonders, gewoon oude vazen. Een is zelfs gevallen en ging kapot. Toen de boer later eens moest verbouwen, kwam er een architect aan te pas. Deze vond de vaas wel apart en voor zijn bewezen diensten kreeg hij die. De vaas is uiteindelijk beland in een rijksmuseum te Leiden vanwege de zeer specifieke beschildering.

Terug zoekend vond ik zelfs twee verhalen die bovenstaand kunnen bevestigen.

Een van Van Valenberg en een van de architect uit Aalst. Verhalen over het egaliseren van grond, waarbij een heleboel scherven van de prehistorie achterbleven en ook weer het verhaal van de architect, nu met naam genoemd, Luyten uit Aalst, met een pot uit het Merovinisch tijdperk.

Scherven uit de pre-historie en een pot uit het merovinisch tijdperk (tussen de Romeinen en de Franken) De pot was zo apart dat deze inderdaad in het Rijksmuseum te Leiden belandde . Het geeft in ieder geval aan dat er mensen zijn geweest vanaf het stenen tijdperk tot nu.

Wat is nog meer bijzonder in Loveren gelegen aan een doorgaande weg.

Eind 1800 waren alle wegen nog zand en zou een nieuwe, harde weg komen. Er werd veel over geruzied in de gemeenteraad hoe de weg precies zou komen. De weg moest in ieder geval langs de kerk gaan en dus moest een nieuw stuk weg worden aangelegd vanaf de Heijerstraat naar de Aarperstraat/dorpstraat tot bij Centra Jansen. Pas bij Neutkens kwam de weg weer op de oude zandweg uit. Daarna ging de weg over de Hoeverstraat en Loveren.

Maar de weg was niet goed genoeg en in 1937 ging er behoorlijk de schop in om alle kronkels eruit te halen. De boerderij van Door Hoeks moest het ontgelden en er werd een nieuwe gebouwd.

Maar het allerbeste in Loveren is toch wel het Valentinusputje. In 1947 gebouwd op de fundamenten van een oude kapel. Er is daar al veel over gezegd en geschreven. Dit betekent dat de historie van Loveren in ieder geval ver terug gaat in de tijd.

Als laatste een klein verhaaltje. Er zijn talloze volksverhalen uit onze omgeving en daarbij was er een over Loveren. Het gaat als volgt:

Er stond een zeer grootte, oude en breedgetopte lindeboom, in het begin dezer eeuw (19e) omgeworpen, aan de zuidzijde der straat, omtrent het midden van het gehucht Loveren te Westerhoven. In deze hoogen linde vergaderden schier elken avond en nacht eene ontelbare menigte katten, die de geburen en voorbijgangers dan allerlei geraas hoorden maken en zich met verschillende spelen en dansen bezighouden. Het volk meende dat al deze katten de heksen waren, niet alleen van het dorp, maar van den geheelen omtrek en deze boom eene hunner geliefde bijeenkomsten was, alwaar beraadslaagd werd over de geheime kunsten die zij uit te voeren hadden. Geen wonder dus dat het vertrek, zomin als de komst dezer katten door de eenvoudige lieden opgemerkt werd, daar zij geloofden dat eene heks zich willekeurig in een kat en ook omgekeerd kon veranderen en zich voor de mensch onzichtbaar maken.

Wat zegt dit verhaal. Als je het echt goed leest staan er leuke dingen in. Er stond namelijk een oude, grote lindeboom in Loveren. Zo’n boom was speciaal en werd vaak gebruikt om recht te spreken. Het gaf aan dat er een bloeiend gehucht bestond, waarvan deze speciale boom in het centrum stond.

En Loveren was niet zomaar een gehucht, maar was een levendige gemeenschap.

De vrouwen hiervan waren echt geen heksen. Nee, heksen bestaan niet maar gezien de geschiedenis van Loveren met zijn kapel geloof ik eerder dat de loverense mensen de kinderen van Maria zijn.

Jacques van Veldhoven

De Vorster van Westerhoven

Op 11 november 1988 werd een nieuw politiebureau geopend. Het betreft het pand naast de Buitengaander. Ik heb toen een stukje geschreven over de politie in Westerhoven door de jaren heen. Het was voor een openingsboekje toen, maar ik wil het u nu niet onthouden.

Hierna staat het bijna onveranderd:

1988. Een nieuw bureau en goede politiezorg. Het is zo natuurlijk, maar wat is er allemaal aan vooraf gegaan?

Begin 1800 veranderde er veel. Het Koninkrijk der Nederlanden ontstaat en de zelfstandige gemeenten komen in de vorm zoals we ze nu kennen.

Ook komt er de gemeenteveldwachter en de rijksveldwachter. Voor die tijd was het de vorster en zijn schutters. De ondervorster en de bedeljager. De nachtroeper of klepperman.

Westerhoven viel vroeger onder de dingbank van Bergeyk, het college waar recht gesproken werd. De vorster was een nederige betrekking bij die dingbank. Hij verrichte alle functie’s van een tegenwoordige deurwaarder, deed de afkondigingen van alle verkopen en moest samen met de schutters waken tegen misdrijven en kennisgeven van deze misdrijven aan de schout en de schepenen.

Een aantal van deze vorsters zijn;

1589 Bartholomeus Bacx; 1598 Jan Martens; 1627 Hans van den Broeck; 1657 Dirck Hendricx; 1662 Reynier Janszoon Tempelaer; 1664 Gerrit Dirck Aertssen; 16.. Jacob Aarts, ook genaamd Jacob Fabrie; 1681 Nicolaas Cocx; 1699 Anthony van der Pol; 1737 Abram Danck; 1751 Adriaan van der Pol (zoon van Anthony); 1793 Mathijs Wynandts en in 1800 Bernardus Aarts.

De politiezorg toen stelde nog weinig voor. De politie werd aanvankelijk alleen verricht door de schutters. Wegens het toenemen van landlopers en ander geboefte kreeg men hulp van een bedeljager, doch die werden alleen aangesteld als men teveel last kreeg van die bedelaars en landlopers. De “nachtdienst” door de politie werd gedaan door de nachtroeper of klepperman. Deze riep het uur af en controleerde de woningen.

ln 1814 , in het nieuwe Nederland, werd de politiezorg opgedragen aan de burgemeester. In de steden was wel politie maar op het platteland niet. Was er iets, dan kon men de Koninklijke Marechaussee roepen. Het was allemaal dus zeer gebrekkig. Er ontstond de gemeenteveldwachter en na 1851 ook nog de rijksveldwachter.

De eerst bekende gemeenteveldwachter was Martinus Gielens. ln 1819 was hij reeds veldwachter tot minstens 1831.In 1870 werd de gemeenteveldwachter Berkvens aangesteld. Over hem ging het hiernavolgend bericht in Peel- en Kempenaer van 11 mei 1910:

“WESTERHOVEN. Den 14en Mei is het 40 jaren geleden, dat onze alom bekende gemeenteveldwachter Antoon Berkvens sijn ambtseed als soodanig heeft afgelegd. Gedurende die veer-ig jaren heeft de jubilaris sich doen kennen als een nauwgezet en plichtsbetrachtend ambtenaar. Iederen Zondagavond, bij weer en wind, als de klok heeft 10 geslagen, is Toon op sijn post en sijn waarschuwende stem doet het uur van politie hooren; mocht hij hier of daar nog een achterblijver aantreffen, dan geeft dese gewillig gehoor en is aanstonds bereid den man der wet te volgen. Wij hopen dat Toon nog vele jaren als handhaver der orde mag optreden en wij twijfelen er niet aan of den waardigen jubilaris zal het dien dag niet aan blijken van belangstelling ontbreken.”

Toon Berkvens stierf in 1913 en werd opgevolgd door Driek Aarts, die tot ongeveer het einde van de tweede wereldoorlog bleef. Hij woonde in het “Pankenhuis”, aan de Provincialeweg en Mgr. Biermansplein. Aan dat huis was nog een ouderwets spinnekot gebouwd. Daarvoor en als het “spinnekot” vol was, werd men steeds ingesloten onder het toenmalige gemeentehuis.Van de rijksveldwachters die er geweest zijn is het volgende bekend; Cornelis van Eijk was in 1897 25 jaar rijksveldwachter te Westerhoven. ln 1905 werd Henric. Smits benoemd tot brigadier titulair der rijksveldwacht na 6 dienstjaren te Westerhoven. Deze werd opgevolgd door Vermeulen die in het huis van Bruns naast de oude school aan de Provincialeweg gewoond heeft.

A.B. Veraart, die van 1939 tot 1946 te Westerhoven als rijksveldwachter geplaatst was, nam die woning van Vermeulen over. Evenals Driek Aarts is hij na de oorlog gestopt.

Direct na de oorlog ontstond het Korps Rijkspolitie in alle dorpen en steden met minder dan 25.000 inwoners, dus ook Westerhoven. De gemeente- en rijksveldwachters verdwenen. Cees Sins volgde Veraart op van 1947 tot 1959. Hij woonde in de woning van Noudje Bekkers aan de Provincialeweg. Daarna kwamen nog Matje Meijer, Weber, Hoogstraten en Smulders.

Met Martin Welten in 1973 kwam ook het politiebureau terug in Westerhoven, al was het nog aan huis in de Beukenlaan nr 17. Hij bleef tot 1977. ln 1980 werd Jos Blox postcommandant en kwam Jacques van Veldhoven er als tweede politieagent bij. Het bureau kwam in de Ster. ln 1983 werd “De Kempervennen” geopend. Er kwam hierdoor zoveel meer werkdrukte dat de bezetting van het bureau groeide tot 5 man en een vrijwilligster.

De ruimte in de Ster werd te klein en de plannen ontstonden voor een nieuw te bouwen politiebureau. ln eerste instantie werd nog gedacht aan het “Pankenhuis”, doch dit werd door de Provincie verworpen.

Op dit moment bestaat de bezetting uit 4 personen. ln Juli 1987 kwam de nieuwe postcommandant Ad Bogers, verder zijn er Chris Buelens, Wim van Schaik en Jacques van Veldhoven. Twee hiervan wonen in de Steenovens en twee in de Lange Akkers.

Sinds dat ik voor de opening in 1988 bovenstaand stuk geschreven heb is er veel gebeurd. In 1993 kwam een grote reorganisatie bij de politie, waarbij de kleine bureau’s zoals die in Westerhoven verdwenen. De politie ging naar Bergeijk. De Rijks- en gemeentepolitie werden opgeheven en we werden Regiopolitie. De postcommandant verdween en er kwamen buurtbrigadiers. Vervolgens kwam er een gemeentehuisfunctie in Bergeijk en het politiecentrum werd Eersel. In 1997 werd zelfs de gemeente Westerhoven opgeheven en gingen we op samen met Riethoven en Luyksgestel in de nieuwe gemeente Bergeijk. In 2013 kwam er een nationale politie, maar gelukkig nog steeds met wijkagenten voor ons dorp. En de huidige is Harald van Dooren.

Je ziet dat de maatschappij niet stil staat en daarmee natuurlijk ook het politiekorps. Blijft als herinnering de eerste steenlegging van het bureau in Westerhoven, waarvan deze hoeksteen nog goed te zien en te lezen is.

Jacques van Veldhoven